Inderdaad moeten rechters confraternele correspondentie accepteren (zie het vorige nummer van dit blad, 2011-11, p. 11), dat vereist de waarheidsvinding. Maar ook de advocatuur zelf moet gedragsregel 12 ter discussie stellen. De volgende casus illustreert dat. A en B zijn beiden aandeelhouders en bestuurders van BV Z. A stelt B op non-actief. Tegelijkertijd worden de relaties van Z ingelicht dat B met onmiddellijke ingang niet meer voor Z werkzaam is.
Ik treed op als advocaat voor B en weet dat confrère optreedt als advocaat van Z, dus schrijf ik een brief aan confrère waarin ik stel dat B onder protest geen werkzaamheden voor Z zal verrichten, aanspraak maakt op doorbetaling en zich tegenover de relaties niet zal uitlaten over de ongeldigheid van de schorsing. Het zou niet in het belang van Z zijn om hier openlijk over te twisten. Later ontstaat een geschil tussen Z en B over de gehoudenheid van Z om bepaalde vergoedingen te blijven betalen. Confrère stelt namens Z (a) dat B nooit geprotesteerd heeft tegen de op non-actiefstelling en (b) dat B nooit wedertewerkstelling heeft afgedwongen. Confrère verzet zich tegen overlegging van mijn confraternele brief aan hem waarin het tegendeel van (a) blijkt en op (b) een heel ander licht wordt geworpen.
Het gedoe over het overleggen van de confraternele brief (nota bene mijn eigen brief) heeft in dit dossier veel tijd gekost. Er is een verzoek gegaan naar confrère, dat is afgewezen. Vervolgens is de zaak uitgebreid beargumenteerd aan de deken voorgelegd. Ik vind het niet verantwoord om deze kosten in rekening te brengen aan de cliënt, omdat deze kosten zijn ontstaan door de toepassing van regeltjes die de advocatuur voor zichzelf heeft opgesteld. De civiele rechter zou met het accepteren van confraternele correspondentie geen moeite moeten hebben. In dit geval de tuchtrechter wellicht ook niet. Het belang van mijn cliënt zou het inbrengen kunnen hebben gevergd. Er zijn ook wegen om de regel te omzeilen, die heb ik bewandeld. Het langs de rand van het tuchtrecht lopen levert echter veel onrust en verlies van tijd op.
Goede betrekkingen en welwillendheid tussen advocaten zijn nuttig als een middel om de rechtsbedeling meer efficiënt te regelen. Maar als gedragsregels – in dit geval de regels over confraternele correspondentie – worden gebruikt om de rechter een rad voor de ogen te draaien en de feiten te verdraaien, worden fairness en een goede rechtsbedeling op achterstand gezet. Regels zijn nuttig en kunnen houvast bieden. Maar ze moeten niet afdoen aan de principes waarom het gaat. Inderdaad moet de inhoud van schikkingsonderhandelingen buiten het bereik van de rechter blijven. Maar gedragsregel 12 kan van tafel. In ieder geval zou een advocaat haar eigen brief moeten kunnen inbrengen.