Het Paleis van Justitie in Den Haag biedt sinds 7 november (tot eind december) expositieruimte aan een serie fraaie juridische actiefoto’s van de hand van Cornelie de Jong, onder de titel: ‘Wordt vervolgd – de achterkant van ons strafrecht.’ Een opvallende foto uit de serie is voorzien van het bijschrift: ‘De gang achter de rechtszaal, waar de officier van justitie, rechters en de griffier wachten totdat de rechtszaak begint.’
De foto toont een gedeelte van het Paleis dat voor buitenstaanders ontoegankelijk is. Niet alleen zien we dat aan de stemmige vloerbedekking, aan de vrolijke kleur van de kozijnen en aan de achteloos geplaatste papierbak, maar ook blijkt dat uit de hilarische gemoedstoestand die de geportretteerden uitstralen. De atmosfeer is ontspannen en welwillend. Kennelijk heeft een van de rechterlijke ambtenaren zojuist een grapje te berde gebracht dat bepaald bijval van de overigen oogst. Kenners van de BBC-serie Judge Deed zullen zich moeiteloos kunnen voorstellen hoe achter een van de deuren een behulpzame griffier klaarstaat met een dienblad vol koppen geurige thee en enkele hartversterkertjes.
Strafadvocaten die de Haagse rechtbank wel eens aandoen, zullen de magistraten op de foto herkennen. Ze kunnen ook beamen dat de gefotografeerde onderlinge magistratelijke warmte in het openbare gedeelte van de rechtbank onvindbaar, althans onzichtbaar is. Heb ik daar als advocaat moeite mee? Eigenlijk wel. Om twee redenen.
Verdachten en andere toeschouwers verkeren vaak onder de stellige indruk dat de rechter en de officier bij elkaar aan tafel zitten. En verdachten zijn er meestal van overtuigd dat dat leidt tot een perverse vertrouwelijkheid. Meestal slagen advocaten er wel in om dat aan hun cliënten uit te leggen. Meestal wordt de gewenste afstandelijkheid ter zitting ook vaak keurig tentoongespreid of ten minste geacteerd. Toch blijft het een moeizame balans. Immers, de rechter en de officier werken beiden in hetzelfde gebouw. Ze lunchen in dezelfde kantine. Ze maken soms gebruik van dezelfde griffie. Maar dat realiseren de meeste verdachten zich allemaal niet, en dat is misschien ook maar het beste. Ik hoop dus dat een verdachte niet te lang bij deze foto stilstaat.
Als advocaat sta ik wél stil bij deze foto. En dan voel ik mij weer als de scholier die tijdens de gymnastiekles als laatste overblijft bij het samenstellen van de teams. Of als de kantoorgenoot die al of niet per vergissing geen uitnodiging ontvangt voor de kerstborrel. Beide vergelijkingen gaan echter mank. Immers, als overgebleven leerling kreeg ik meestal de veel eervollere en aanzienlijk comfortabeler taak van assistent-scheids toebedeeld: zo speelde ik dus toch mee. En de onuitgenodigde kantoorgenoot kan zich verheugen op een ongedwongen avond zonder opgelegde gezelligheid, en op een heldere volgende ochtend zonder kater: hij wéét vaak niet eens dat hij niet meespeelt.
De foto beeldt uit dat de advocaat wordt buitengesloten: hij mag niet meespelen. Hij mag niet lunchen in de kantine van het Paleis. Hij kan niet zomaar een griffier mailen, laat staan even op diens werkkamerdeur kloppen. Als hij tegelijk met de officier, evenals deze met de toga over de arm, de zittingszaal wil binnenstappen gelijk hij ook bij een civiele comparitie vanzelfsprekend zou doen, wordt hij teruggefloten omdat de zitting nog niet is uitgeroepen.
Als advocaat heb ik eigenlijk geen enkel onoverkomelijk principieel bezwaar tegen een gemoedelijke, desnoods zelfs innige verstandhouding tussen de professionele procesdeelnemers. Maar ik betreur het dat die amicaliteit niet altijd – meestal niet – in dezelfde mate jegens de advocatuur wordt betracht, terwijl dat toch voor alle procesdeelnemers zoveel prettiger zou zijn.
Noem het drammerig, noem het misplaatste argwaan, noem het een onverwerkte jeugdfrustratie. Maar volgens mij had het bijschrift bij de foto dus beter kunnen luiden: ‘Wie ontbreekt op deze groepsfoto?’
Of, nog beter: ‘Advocaat fotografeert magistratuur’.