Medio jaren tachtig van de vorige eeuw bestond er nog geen beroepsopleiding (laat staan dat die verplicht was), voor het bijhouden van je vakkennis moest je zelf maar zorgen, van derdenrekeningen had niemand gehoord, het witwassen van gelden was geen onderwerp en zo kan ik nog wel even doorgaan. En wat hebben de patroons vroeger aangemodderd zonder de verplichte patroonsopleiding en het periodiek invullen van door de Orde gefabriceerde vragenlijsten en evaluatieformulieren.
De jongste loot aan de boom is de gestructureerde feedback. Als ik het goed begrijp, is dit een soort verzamelterm voor intervisie en peer review. Ik denk dat zelfreflectie voor iedereen belangrijk is (en zeker ook voor een advocaat), maar moet dat opnieuw in geïnstitutionaliseerde vorm, overgoten met een opleidingssausje?
Leuk ook dat enkele opleidingverzorgers in het vorige nummer van dit blad (Advocatenblad 2011-15, p. 45) een reclamepraatje mogen houden (spaart advertentiekosten uit). Weten wij weer dat dit een ‘noodzakelijk’ ontwikkelinstrument is voor ‘persoonlijke groei’ (beter: ‘personal growth’). Hoewel ik persoonlijk niet kan wachten met mij verder persoonlijk te ontwikkelen, komen genoemde opleiders met nog een belangrijk argument: juist nu de overheid meer grip wil krijgen op de advocatuur (denk aan het College van Toezicht dat Teeven ons door de strot wil duwen), moeten wij greep op ons zelf houden ‘middels gestructureerde feedback’.
Goh, dat had ik nou niet door! Wij kunnen Teeven tegenhouden als we met z’n allen maar genoeg gestructureerd gaan feedbacken.
Snappen wij als beroepsgroep nu werkelijk niet dat al die maatregelen die wij de afgelopen dertig jaar hebben getroffen (grotendeels onder druk van de overheid) alleen maar hebben geleid tot meer toezicht, zoveel toezicht dat dit op zeker moment kennelijk door een zogenaamd onafhankelijk College over ons moet worden uitgeoefend, waarbij dekens niet meer zijn dan veredelde werktuigen die kunnen worden voorgedragen voor schorsing als ze niet doen wat het College wil? Ooit oefenden wij een ‘vrij’ beroep uit.
Heus, kwaliteit is belangrijk en ik zal de laatste zijn om (bijvoorbeeld) de opgang van specialisatie(verenigingen) niet toe te juichen. Laten we echter niet slaafs blijven meelopen in de steeds verder uitdijende stoet van niet tot onze beroepsgroep behorende professionals die met name toch hun eigen handeltje aan de advocaat willen brengen!
Job Holtz, advocaat te Groningen
(beëdigd in 1984)