Een advocaat wendt zich niet rechtstreeks tot de wederpartij, indien hij ervan op de hoogte is dat die wederpartij door een advocaat wordt bijgestaan. Het vorenstaande is niet anders indien het betreft de aanzegging van de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de aanspraak op buitengerechtelijke kosten en niet is gebleken dat, ware de aanzegging van deze aanspraken vervat in een brief aan de advocaat van de wederpartij, het beoogde rechtsgevolg niet zou zijn bewerkstelligd.
– Art. 46 Advocatenwet;
– Gedragsregel 18 (3.1 Vrijheid van handelen;
– 3.2 Grenzen aan die vrijheid)
Feiten
De feiten blijken uit de klacht.
Klacht
De klacht houdt in, dat mr. X zich rechtstreeks in verbinding heeft gesteld met de cliënt van mr. Y, terwijl mr. X wist dat de cliënte van mr. Y toentertijd door mr. Y werd bijgestaan. Door aldus te handelen heeft mr. X volgens mr. Y de norm, vastgelegd in art. 46 Advocatenwet, overtreden en heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Overwegingen raad
De raad overweegt dat volgens Gedragsregel 18 leden 1 en 2 een advocaat zijn wederpartij, indien deze wordt bijgestaan door een eigen advocaat, slechts rechtstreeks mag aanschrijven als het schrijven een aanzegging met rechtsgevolg betreft.
De raad overweegt dat de brief van 13 januari 2009 omvat een ingebrekestelling met daaraan gekoppeld een termijnstelling met aanzegging van wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en met aanzegging van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De raad is met mr. Y van oordeel dat deze aanzegging niet anders is dan een reguliere ingebrekestelling, en dat deze niet als een aanzegging met rechtsgevolg kan worden aangemerkt. De wettelijke verhoging, de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, waar de in genoemde brief vervatte aanzegging zich op richt, vloeien immers uit de wet voort en zijn verschuldigd zonder dat daarvoor enige aanzegging vereist is.
Beslissing raad
Verklaart de klacht gegrond en legt aan mr. X de maatregel van enkele waarschuwing op.
Overwegingen hof
Het hof stelt het volgende voorop. Blijkens de inleiding op de Gedragsregels 1992 brengen deze regels de normen onder woorden, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en zijn zij bedoeld als richtlijn voor de advocaat. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in art. 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn.
Het hof ziet geen goede grond voor mr. X om de aanzegging van de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en de aanspraak op buitengerechtelijke kosten, in de omstandigheden waarvan hier sprake is, rechtstreeks aan de cliënt van mr. Y te sturen. Niet is gebleken dat, ware de aanzegging van deze aanspraken vervat in een brief aan mr. Y, het beoogde rechtsgevolg niet zou zijn bewerkstelligd. Vereist is een rechtens aanvaardbare reden om de aanzegging niet aan de advocaat te doen, bijvoorbeeld omdat het beoogde rechtsgevolg anders niet kan worden bewerkstelligd. Ter zitting heeft mr. X aangevoerd dat een brief gericht aan mr. Y vanwege het confraternele karakter niet in een procedure overlegd mag worden. Het beroep op dit karakter wordt verworpen als grond voor rechtvaardiging van de onderhavige handelwijze. Overlegging van een confraternele brief als hier bedoeld in civiele zaken komt eerst aan de orde als door klager in rechte de ontvangst door hem van de aanzegging zou worden betwist. Dat er ten tijde van het verzenden van de brief van 13 januari 2009 gegronde vrees voor die betwisting bestond, wordt niet gesteld of aannemelijk gemaakt.
Wat er ook moge zijn van de motivering door de raad, ook naar het oordeel van het hof heeft mr. X jegens mr. Y tuchtrechtelijk verwijtbaar (onbetamelijk) gehandeld door, zonder dat daartoe een goede reden bestaat, zich middels de brief van 13 januari 2009 tot de cliënt van mr. Y te wenden.
Beslissing hof
Bekrachtigt de beslissing van de raad.