Voor velen is ‘2012’ een jaar als alle andere: gewoon volgend jaar. Het is echter ook het jaar dat volgens de Maya-kalender de wereld (zoals wij die kennen) eindigt. Wie ‘2012’ googlet, krijgt ruim drie miljard resultaten en een groot deel daarvan behandelt dat ‘einde der tijden’. De grootste stroming suggereert echter dat onze huidige ego-gerichte maatschappij, gebaseerd op rationeel denken en competitie, vervangen gaat worden door een maatschappij die meer op ‘bewustzijn’ en op samenwerking gericht is. Dit alles is een mooie aanleiding om – aan de vooravond van 2012 – eens de blik te richten op zingeving in de advocatuur.
De bekende piramide van Maslov stelt dat de mens eerst aandacht besteedt aan zijn primaire behoeften (eten, drinken en voorplanting), dan aan veiligheid en zekerheid, vervolgens aan meer sociale behoeften (vrienden, relaties), daarna aan waardering en ten slotte aan zingeving (religie, bewustwording).
In Europa zit het met de eerste twee lagen doorgaans wel goed. Voor advocaten die in een kantoor werken – en helemaal als dat met prettige collega’s gebeurt – zit ook de derde laag (sociale behoeften) wel snor. Waardering en erkenning is een onderdeel waar het vaak nog aan schort in advocatenkantoren: complimenten zijn schaars.
En de top van de piramide – de zingeving? Daarmee was het een aantal jaren geleden vrij goed gesteld. Advocaten hadden het gevoel bij te dragen aan de rechtsstaat; daarom was men bereid ook pro Deo zijn diensten te verrichten. Dit gold natuurlijk in sterke mate voor de sociale advocatuur.
Maar de laatste jaren is de advocatuur bedrijfsmatiger geworden. ‘Concurrentie, marketing, winstoptimalisatie’, het zijn geen taboes meer. De min of meer vanzelfsprekende zingeving heeft daaronder te lijden.
Die ontwikkeling is niet per definitie slecht. Het betekent echter wel dat men – als kantoor en individu – nu bewuster moet stilstaan bij de vraag hoe professionaliteit en zingeving gecombineerd kunnen worden. Sommige kantoren vinden het antwoord in hun pro Bono-beleid. Medewerkers worden gestimuleerd om (ook tijdens kantooruren) een bijdrage aan de maatschappij te leveren, door bijvoorbeeld gehandicapten te helpen of vervallen gebouwen op te lappen. Andere kantoren richten zich vooral op duurzaamheid en onderzoeken bijvoorbeeld of het kantoor CO2-neutraal kan functioneren. En weer andere richten zich op gratis juridische dienstverlening – bijvoorbeeld voor organisaties van goede doelen of voor ter dood veroordeelden in het buitenland.
In veel gevallen zijn al die positieve activiteiten slechts een doekje tegen het bloeden: cliënten – vooral grotere buitenlandse bedrijven – stellen zulke inspanningen vaak als voorwaarde voor inschakeling. Uiteindelijk gaat het echter om de intentie. Wie louter voor de bühne goed doet, blijft steken in de verplichte oefeningen: kunstig uitgevoerd en zeker ook nuttig, maar toch een lege huls.
Want alleen een oprechte zingevings-inspanning geeft ook werkelijk bevrediging. Anders is het slechts een extra taak en een volgende stap naar de burn-out. Dat creëert geen betrokkenheid, geen nieuwe energie. Al met al toch reden als kantoor eens aandacht te besteden aan 2012.