Onduidelijkheid over gevolgen gefinancierde rechtsbijstand; intrekking toevoeging.
Arbitraal vonnis d.d. 1 oktober 2010, ADV 10- 0031B
Klacht
De cliënte heeft zich tot de advocaat gewend in verband met haar ophanden zijn-de echtscheiding.
De advocaat heeft gefinancierde rechtsbijstand aangevraagd, terwijl het van begin af aan duidelijk was dat zij hiervoor niet in aanmerking kwam. De aanvraag heeft veel onnodig(e) tijd en geld gekost. De advocaat heeft de cliënte bovendien misleid door zijn mededeling dat zij behoudens de eigen bijdrage niets aan de advocaat zou hoeven te betalen; de advocaat heeft tijdens het intakegesprek niet gezegd dat de cliënte er vanwege de overwaarde van de echtelijke woning rekening mee moest houden dat de toevoeging achteraf zou worden ingetrokken.
Indien de advocaat de cliënte direct duidelijk zou hebben gemaakt dat zij zijn honorarium volledig zou moeten betalen en haar – overeenkomstig de algemene voorwaarden van het kantoor – tussentijdse declaraties zou hebben doen toekomen, zou de cliënte een aantal werkzaamheden niet door de advocaat hebben laten verrichten.
Verweer
De advocaat heeft de cliënte rechtsbijstand verleend in haar echtscheidingsprocedure.
Tijdens het intakegesprek heeft de advocaat de cliënte en degene die haar begeleidde, duidelijk gemaakt dat hij een toevoeging voor de cliënte zou aanvragen en dat na afloop van de zaak een resultaatsbeoordeling zou plaatsvinden. Voorts is gesproken over de eigen bijdrage en de aan de procedure verbonden (bijkomende) kosten.
Een en ander heeft de advocaat schriftelijk aan de cliënte bevestigd. Als de gang van zaken de cliënte niet duidelijk was, had het op haar weg gelegen de advocaat daarover vragen te stellen.
Gelet op het feit dat de cliënte niet de financiële middelen had om de echtscheidingsprocedure door betaling van periodieke declaraties te bekostigen, was het aanvragen van gefinancierde rechtsbijstand de enige juiste optie.
Omdat er in de zaak van de cliënte een toevoeging was afgegeven, heeft de advocaat geen tussentijdse declaraties aan de cliënte doen toekomen; hij heeft zijn – volledig binnen de opdracht van de cliënte vallende – werkzaamheden achteraf bij de cliënte in rekening gebracht.
De advocaat is van mening dat de aan de cliënte toegezonden declaratie volledig in verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden en dat ook de specificatie duidelijk is. Alle werkzaamheden zijn stuk voor stuk noodzakelijk geweest om de afwikkeling van de echtscheiding van de cliënte tot een goed einde te brengen. De kosten om de echtscheidingsprocedure te voltooien zijn hoger dan gemiddeld, omdat de inmiddels ex-echtgenoot van de cliënte daaraan nooit vrijwillig medewerking heeft willen verlenen.
Beoordeling
Vaststaat dat de advocaat een toevoeging voor de cliënte heeft aangevraagd. Nu de advocaat niet, althans onvoldoende, weersproken heeft gesteld dat er bij de cliënte ten tijde van de aanvang van de rechtsbijstand geen financiële middelen voorhanden waren om de echtscheidingsprocedure door middel van het toezenden van periodieke declaraties te bekostigen, is de commissie – met de advocaat – van oordeel dat het aanvragen van een toevoeging terecht was. De commissie acht de klacht van de cliënte in dit opzicht dan ook ongegrond.
De cliënte beklaagt zich voorts over de omstandigheid dat de advocaat haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheid dat de toevoeging zou kunnen worden ingetrokken en alsdan de kosten van rechtsbijstand voor rekening van de cliënte zouden komen.
Gelet op hetgeen partijen ter zake over en weer hebben gesteld is als onvoldoende weersproken komen vast te staan dat tijdens het eerste gesprek tussen partijen de (over)waarde van de echtelijke woning aan de orde is gesteld, maar dat de advocaat bij die gelegenheid niet voldoende duidelijk heeft aangegeven dat de cliënte het risico liep dat de toevoeging zou worden ingetrokken bij het opkomen van vermogen bij de cliënte ten gevolge van de verdeling van de overwaarde van de echtelijke woning.
De omstandigheid dat de advocaat op enig moment de (algemene) ‘bijlage gefinancierde rechtsbijstand’ aan de cliënte in een begeleidende brief heeft doen toekomen, kan daar niet aan afdoen. Naar het oordeel van de commissie had het ter voorkoming van onduidelijkheid op dit punt op de weg van de advocaat gelegen om de cliënte uitdrukkelijk (schriftelijk) erop te wijzen dat onder het behalen van ‘een bepaald financieel resultaat’ mede begrepen is het ontvangen van vermogen na verdeling van de overwaarde van de echtelijke woning en dat het bepaald niet uitgesloten is dat de kosten van rechtsbijstand voor haar rekening zullen komen.