Het verbod van Gedragsregel 7 lid 4 vindt geen analoge toepassing wanneer een advocaat die de verdediging voor een bestaande cliënt voert, in het kader van die verdediging een voormalig cliënt als kroongetuige aan een kruisverhoor zou moeten onderwerpen.

 

–   Art. 46 Advocatenwet (1.3 Geheimhoudingsplicht; 1.4 Kwaliteit van de dienstverlening; 1.4.2 Traagheid; 2.1 Wat in het algemeen niet betaamt; 2.3 Gedragingen in strafzaken; 2.4 Vermijden van belangenconflicten; 2.4.2 Tegenstrijdige belangen verschillende cliënten)

–   Gedragsregels 6 en 7

 

Feiten

Mr. X is als raadsman aan klager toegevoegd in een strafzaak. Klager wordt verdacht van verduistering van gelden. Mr. X heeft zich in de pers geprofileerd als advocaat van klager. In diverse perspublicaties heeft mr. X, die inmiddels de belangen van een vastgoedhandelaar behartigde, zich negatief over de persoon en de handelwijze van klager uitgelaten. Op 16 juni 2009 vraagt de opvolgende advocaat van klager het strafdossier bij mr. X op. Na een rappel op 7 juli 2009 wordt het dossier uiteindelijk op 23 november 2009 opgestuurd. Klager heeft de deken gevraagd te bewerkstelligen dat mr. X zich uit de zaak van de vastgoedhandelaar terugtrekt wegens tegenstrijdige belangen. Klager is kroongetuige in het fraudeonderzoek naar de vastgoedhandelaar. In de strafzaak van klager zelf heeft een kantoorgenoot van mr. X klager op 12 mei 2009 op het politiebureau bezocht. Nadat de opvolgend advocaat van klager zich op 16 juni 2009 heeft gemeld, heeft de vastgoedhandelaar zich op 10 augustus 2009 tot mr. X gewend. Op 5 september 2009 vond op verzoek van klager een bespreking plaats op het kantoor van mr. X waarbij naast klager de vastgoedhandelaar aanwezig was. Tot die datum heeft mr. X nooit persoonlijk contact gehad met klager. Op 23 november 2009 is het dossier van klager aan de opvolgende advocaat overgedragen.

 

Klacht

i)    Mr. X heeft een verdachte bijgestaan in een kwestie waarin klager kroongetuige was terwijl mr. X over het dossier van klager beschikte;

ii)    mr. X heeft zich in de pers ongunstig over klager uitgelaten, onjuiste zaken meegedeeld en zijn geheimhoudingsplicht geschonden;

iii)  mr. X heeft in de pers beweerd dat hij klager de deur heeft gewezen toen duidelijk werd dat klager met Justitie in gesprek wilde; en

iv)  mr. X heeft pas op 23 november 2009 het dossier aan de opvolgend advocaat van klager overhandigd.

 

Overwegingen

Van een tegenstrijdig belang als bedoeld door Gedragsregel 7 lid 4 is geen sprake. Mr. X treedt immers niet in een civiele zaak op tegen een voormalig cliënt. De tegenpartij is niet klager, maar het Openbaar Ministerie. Het verbod van Gedragsregel 7 lid 4 vindt geen analoge toepassing wanneer een advocaat die de verdediging voor een bestaande cliënt voert, in het kader van die verdediging een voormalig cliënt als kroongetuige aan een kruisverhoor zou moeten onderwerpen. Voor zover de klacht betrekking heeft op tegenstrijdige belangen is zij ongegrond.

 

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel stelt de raad vast dat mr. X klager in de pers heeft afgeschilderd als een onbetrouwbaar sujet. Mr. X heeft een brief van hem aan de deken integraal aan diverse dagbladen toegestuurd. Hoewel het de advocaat in het kader van de belangenbehartiging van zijn cliënt een grote mate van vrijheid toekomt ter zake van de wijze waarop hij dat doet, geldt dat mr. X in dit specifieke geval grote terughoudendheid had moeten betrachten, nu hem bekend was dat klager cliënt van zijn kantoor was geweest. Dat was in elk geval vanaf 5 september 2009 het geval. Nu de uitlatingen in de pers zijn gedaan na 5 september 2009, is het ongepast dat mr. X zich op deze wijze heeft uitgelaten over zijn gewezen cliënt. Toezending aan de pers van de aan de deken gerichte brief was disproportioneel en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het is zeer ernstig dat een vertrouwelijke mededeling in een intern memo van een kantoorgenoot van mr. X bij de pers terecht is gekomen en is gepubliceerd. Ook wanneer dit onbedoeld zou zijn gebeurd, geldt dat van mr. X mocht worden verwacht dat hij er nauwlettend op zou hebben toegezien dat een intern memo met vertrouwelijke informatie niet naar buiten zou komen. Daarmee is het niet alleen het vertrouwen van de cliënt geschonden, maar ook de geheimhoudingsplicht verzaakt.

 

Het derde klachtonderdeel is ongegrond omdat is gebleken dat klager al op 15 mei 2009 had aangegeven dat hij een gesprek met justitie wilde, terwijl mr. X hem pas op 5 september 2009, derhalve niet terstond, om deze reden de deur heeft gewezen.

Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel geldt dat overdracht van het strafdossier ruim vijf maanden na het eerste daartoe strekkende verzoek onbetamelijk lang is.

 

Beslissing

Verklaart de klachtonderdelen ii en iv gegrond en legt op de maatregel van schorsing voor twee weken.

 

Download artikel als PDF

Advertentie