Een advocaat die een schriftelijke toezegging aan een andere advocaat heeft gedaan, is onder alle omstandigheden gehouden deze toezegging na te komen, ongeacht een eventueel andersluidende wens of opdracht van zijn cliënt.
– Artt. 46 en 47a Advocatenwet (1.4.3.1 Financiële verhouding; 3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg; 6 Tuchtprocesrecht)
– Gedragsregel 23
Feiten
De feiten blijken uit de klacht.
Klacht
(a) Mr. X neemt in strijd met zijn toezegging neergelegd in zijn brief van 21 augustus 2008 aan mr. Y het standpunt in dat de cliënt van mr. Y zich niet kan verhalen op een bedrag dat mr. X daartoe voor die cliënt had gereserveerd, omdat dit bedrag zou toekomen aan de vennoten van de cliënt van mr. X;
(b) mr. X heeft ten onrechte voormeld bedrag niet tot zekerheid van de vordering van de cliënt van mr. Y onder de Stichting Beheer Derdengelden waarvan zijn kantoor gebruikmaakt, laten staan.
Beoordeling raad
Mr. Y heeft weliswaar de klacht ingetrokken, maar de raad is van oordeel dat er niettemin een beslissing op deze klacht dient te volgen gegeven op de voet van het bepaalde in art. 47a Advocatenwet. De klacht heeft immers betrekking op de (financiële) integriteit en de betrouwbaarheid van de advocaat, behorende tot de kernwaarden van de advocatuur als beroepsgroep.
De raad zal de klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen. Mr. X heeft bij brief van 21 augustus 2008 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud aan mr. Y toegezegd dat hij op de derdengeldenrekening van Z Advocaten een bedrag van 94.584,89 euro zou reserveren voor onder meer de vordering van A B.V., cliënt van mr. Y.
Mr. X heeft deze toezegging schriftelijk herhaald. Mr. X heeft zich nadien echter op het standpunt gesteld dat het hem vrij stond het bedrag niet aan mr. Y ten behoeve van A B.V. te betalen maar aan zijn cliënt, nu deze hem dat vroeg en het immers geld van zijn cliënt was dat zijn cliënt nodig had. Wat er ook zij van de wens van de cliënt van mr. X om over het geld op de derdengeldenrekening van mr. X te kunnen beschikken, het stond mr. X niet vrij het in zijn brief van 21 augustus 2008 genoemde bedrag te betalen aan een ander dan de in die brief genoemde cliënten van mr. Y.
Mr. X heeft immers zelf schriftelijk die toezegging zonder enig voorbehoud gedaan en hij behoort die na te komen. Mr. Y heeft mr. X derhalve terecht aan die toezegging gehouden. Door hier geen gehoor aan te geven en het aan zijn cliënt te betalen, heeft mr. X tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Mr. X heeft te kennen gegeven dat hij het bedoelde bedrag aan zijn cliënt heeft overgemaakt, omdat die hem – hoewel hij bekend was met de toezegging van 21 augustus 2008 – daarom zou hebben verzocht. Mr. X achtte zich naar eigen zeggen gezien het bepaalde in Gedragsregel 9 lid 1 niet vrij om te handelen tegen de kennelijke wil van zijn cliënt en heeft om die reden gevolg gegeven aan het verzoek van zijn cliënt. Daarbij speelde volgens mr. X mee dat zijn cliënt dit bedrag nodig had om verdiensten te genereren, waarmee hij het tekort op de derdengeldenrekening weer snel zou kunnen aanzuiveren. Verder stond volgens mr. X de in Gedragsregel 6 lid 1 vervatte geheimhoudingsplicht eraan in de weg dat mr. X aan mr. Y liet weten dat hij tot voormelde overboeking zou overgaan. Mr. X bevond zich naar eigen zeggen ‘in een gedragsrechtelijke spagaat’. Mr. X miskent hiermee echter dat hij als advocaat een schriftelijke toezegging aan een andere advocaat heeft gedaan en dat hij onder alle omstandigheden gehouden is deze toezegging na te komen, ongeacht een eventueel andersluidende wens of opdracht van zijn cliënt. Mr. X had ook advies aan de deken kunnen vragen alvorens het geld uit te betalen, maar dat heeft hij niet gedaan. De klacht is in beide onderdelen gegrond.
De raad overweegt dat mr. X niet alleen tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en het vertrouwen in de advocatuur als beroepsgroep heeft geschaad, maar dat mr. X ook tijdens het onderzoek naar de klacht door de deken en tijdens een zitting van de raad ter verklaring van zijn handelen bij herhaling wisselende standpunten heeft ingenomen. Mr. X is niet ingegaan op het verzoek met klager en de deken een bemiddelingsgesprek over de zaak aan te gaan. Mr. X is evenmin ingegaan op de herhaalde pogingen van de zijde van klager een oplossing in der minne te bereiken. Eén en ander heeft er bovendien toe geleid dat er meerdere juridische procedures hebben plaatsgevonden, hetgeen tot bijkomende schade voor A B.V. heeft geleid. Eén en ander zou voor de raad aanleiding zijn geweest een onvoorwaardelijke schorsing van een maand op te leggen. Aangezien mr. Y en mr. X inmiddels een regeling voor de gevolgen van de zaak hebben getroffen en mr. Y om die reden zijn klacht heeft ingetrokken en mr. X thans aan de raad te kennen geeft in te zien, dat hij in een dergelijke situatie anders moet handelen, zal de raad geen maatregel opleggen.
Belissing
Verklaart beide klachtonderdelen gegrond.