De ‘dekencursus’ voor nieuwe, lokale Ordebestuurders, vindt jaarlijks plaats. In het kader van de discussie over toezicht, een kijkje achter de schermen bij het landelijke bureau in Den Haag.

Hoe reageer je als plaatselijk deken als een journalist om je mening vraagt over een advocaat die mogelijk over de schreef is gegaan? Deze en andere vragen passeerden de revue tijdens de mediatraining, onderdeel van de introductiecursus voor nieuwe (waarnemend) dekens en leden van de Raden van Toezicht, begin december bij het bureau van de landelijke Orde in Den Haag. ‘Je moet niet standaard aan je secretaresse doorgeven dat je er niet bent,’ zegt Yvonne Wiggers, ccommunicatiemanager van de Orde, voorheen parlementair verslaggever bij het Algemeen Dagblad en journalist bij het ANP. ‘Het belangrijkst is dat je de feiten op orde hebt en erover nadenkt welk antwoord je wilt en kunt geven. En daarbij: dat je de boodschap die je zelf graag voor het voetlicht wilt brengen goed voor ogen hebt.’
Het is volgens Wiggers van belang dat de toezichthouders meer in de media reageren naar aanleiding van incidenten. ‘De dekens doen hun werk heel erg goed. Dat mogen ze best wat meer uitdragen aan het publiek. Op die manier laten ze zien dat ze streng zijn en dat ze nader onderzoek instellen of een advocaat voor schorsing voordragen als er iets gebeurt wat niet door de beugel kan. Dat verhoogt het vertrouwen in de advocatuur.’ In het voorjaar krijgt de mediatraining een vervolg. Dan worden de nieuwe dekens gecoacht in het presenteren voor de camera.

Stempel drukken
De Ordebestuurders werden ook bijgepraat over thema’s als toezicht en tuchtrecht, toegang tot het recht en de herziening van de gerechtelijke kaart.  In totaal waren er drie dekens, vijf waarnemend dekens en zes leden van de Raad van Toezicht aanwezig. ‘Het belang van de dekencursus is meervoudig’, zegt algemeen deken Jan Loorbach. ‘De hoofdthema’s zijn kennisoverdracht en elkaar leren kennen en zo op dezelfde golflengte komen. Ik heb zelf de actualiteiten verzorgd en met de nieuwkomers uitgebreid van gedachten gewisseld. Dat was een inspirerend en interactief samenzijn.’
De Arnhemse deken, Paul Wilmink, advocaat bij De Kempenaer Advocaten, houdt sinds half oktober toezicht op 870 advocaten. Hij besteedt daaraan de helft van zijn tijd, de andere helft gaat naar zijn arbeidsrechtpraktijk. Hij wordt ondersteund door een adjunct-secretaris, een stafjurist en twee secretariële medewerkers. Sinds oktober heeft Wilmink contact gehad met verschillende journalisten. ‘Dat was naar aanleiding van een advocaat die ervan wordt verdacht zijn cliënt te hebben verkracht. Als deken is het belangrijk dat je goed laat zien wat de klacht is en wat je ermee doet. Daarnaast is het voor de cliënten van de advocaat in kwestie van belang dat ze zien dat hun zaak wordt overgenomen door kantoorgenoten en gewoon doorloopt.’
Zal Wilmink zijn functie als deken anders uitoefenen naar aanleiding van de tweedaagse cursus? ‘De laatste vijf jaar heb ik onder meer in de raad van discipline gezeten. Veel was voor mij dus al bekend. Het is me wel nog duidelijker geworden dat je door middel van goede communicatie een stempel kunt drukken op de stand van de advocatuur.’
Tijdens de mediatraining werd de dekens geadviseerd de justitieverslaggevers van de plaatselijke krant en omroep uit te nodigen op kantoor, ze te vertellen wat het dekenaat inhoudt en telefoonnummers uit te wisselen. ‘Dan heb je al contact voordat er een incident is. Dat ga ik zeker doen.’

Hetzelfde kunstje
Ter toelichting van de stand van zaken in de vernieuwing van het toezicht haalde Niels Hupkes, beleidsadviseur van de Orde, de 23 aanbevelingen van het rapport van Docters van Leeuwen aan. De twee belangrijkste: versterk de rol en de positie van de deken én introduceer een systeemtoezichthouder die het dekentoezicht controleert. Terwijl de Algemene Raad werkt aan de invoering van het advies, is staatssecretaris Fred Teeven bezig met een plan voor het instellen van een meer door de overheid gecontroleerde advocatuur. De dekens moeten volgens dat voorstel toezicht uitoefenen onder medeverantwoordelijkheid van derden, iets wat de Orde ‘onaanvaardbaar’ vindt.
Een belangrijk effect van de dekencursus is volgens organisator Fenneke van der Grinten, beleidsadviseur van de Orde, dat de Ordebestuurders een beeld krijgen van het landelijke bureau. ‘Door deze cursus komen ze erachter waarvoor ze het bureau kunnen inschakelen en bij wie ze terechtkunnen. Op die manier krijgen ze een vliegende start.’ Het contact met de andere dekens en met de landelijke Orde stelde ook Nardy Desloover, deken van Rotterdam, op prijs. ‘Het is leuk om overleg te hebben met mensen die hetzelfde kunstje uitvoeren als jij. Het helpt als je mensen kent en lijnen ontdekt.’ Algemeen Secretaris Raffi van den Berg ziet de kennismaking als een kans om de onderlinge samenwerking te versterken. ‘Zulke sessies vormen een nieuwe impuls om elkaar op te zoeken waar nuttig en mogelijk.’

Sabine Droogleever Fortuyn

Download artikel als PDF

Advertentie