Omdat de wet nu nog botst met andere uitgangspunten voor de rechter, moet het OM bij rijden onder invloed een ingehouden rijbewijs soms alsnog teruggeven. Interessant, zo na de feestdagen.
Inhouding van het rijbewijs door de officier van justitie is meestal geheel conform de wet – toch kan de raadkamer van de rechtbank het rijbewijs aan de verdachte teruggeven, als gevolg van botsende normen. Enerzijds zijn deze normen namelijk vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994 en in de OM-Aanwijzing (Stcrt. 2011, 9417) inzake de invordering van rijbewijzen. Anderzijds zijn handvatten voor straftoemeting opgenomen in de ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’ (vastgesteld door het Landelijk overleg van voorzitters van strafsectoren van hoven en de rechtbanken – zie voor de Oriëntatiepunten ww.rechtspraak.nl). Door de botsende normen kunnen er situaties ontstaan waarin de officier op basis van de wet na rijden onder invloed het rijbewijs voor langere duur inhoudt, terwijl de politierechter later op basis van de LOVS-oriëntatiepunten slechts een voorwaardelijke rijontzegging oplegt.
Niet aangepast
Sinds 1 juni 2011 bepaalt art. 164 lid 4 WVW 1994 dat de officier van justitie bevoegd is het rijbewijs in te houden in de gevallen waarin de politie verplicht is het rijbewijs na ontdekking van het strafbare feit in te vorderen (Stb. 2011, 239); voorheen lag deze grens hoger. De duur van de inhouding is gebaseerd op de te verwachten eis op basis van de OM-richtlijnen. Het is voor een verdachte dus aanzienlijk lastiger geworden om het rijbewijs hangende de strafzaak te behouden.
Rechters houden nadrukkelijk rekening met de LOVS-oriëntatiepunten. Deze binden weliswaar de rechter niet, omdat het niet gaat om recht in de zin van art. 79 RO, maar ze zijn wel het uitgangspunt voor de rechter. Indien er geen bijzondere omstandigheden zijn, is de kans groot dat de rechter conform de LOVS-afspraken zal vonnissen.
De LOVS-oriëntatiepunten zijn niet aangepast aan de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 per 1 juni 2011. Twee voorbeelden. Van een beginnend bestuurder, die een ademalcoholgehalte (AAG) van 520 mg/l heeft geblazen, moet het rijbewijs worden ingevorderd door de politie en mag nadien door de officier het rijbewijs worden ingehouden, terwijl volgens de LOVS-afspraken door de rechter te zijner tijd in beginsel slechts een voorwaardelijke rijontzegging wordt opgelegd. Een (ervaren) bestuurder die 610 mg/l heeft geblazen, loopt tegen een inhouding door de officier van justitie op, terwijl de rechter later een voorwaardelijke rijontzegging zal opleggen.
Deze op zichzelf onwenselijke situatie kan vooralsnog in het voordeel van de verdachte uitpakken. Art. 164 lid 6 WVW 1994 bepaalt namelijk dat het rijbewijs moet worden teruggegeven ‘indien ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat (…) geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd (…). Juist in die gevallen waarin de LOVS-oriëntatiepunten uitgaan van een voorwaardelijke rijontzegging, zal een klaagschrift tegen de inhouding van het rijbewijs voor de verdachte succesvol blijken te zijn (vgl. Rb. Leeuwarden 26-10-2011, parketnr. 96/209971-11; ongepubl.).
Flinke kansen dus voor de verdediging, zolang het LOVS de uitgangspunten voor de strafmaat nog niet heeft verzwaard.
Tjalling van der Goot