Roland Mans acht de Afdeling bestuursrechtspraak van  de Raad van State niet objectief onpartijdig (‘Munitie tegen RvS als bestuursrechter’ in: Advocatenblad, 16 december 2011, p. 37). Daartoe voert hij aan dat overheidsdienaren en politici van de ene op de andere dag als bestuursrechter tot de Afdeling kunnen toetreden. Hij vermeldt in dat verband een thans bij het EHRM lopende zaak over de Raad van State. Het is voor zijn cliënten te hopen dat Mans als advocaat de verdediging niet op hetzelfde drijfzand bouwt. Het enkele feit dat een zaak bij het EHRM aanhangig is zegt namelijk helemaal niets. Wie de jurisprudentie van dat hof een beetje kent, zal tot de conclusie komen dat de zaak waarop Mans doelt niet heel kansrijk is. Curieus is – Mans vermeldt dat niet – dat de bij het hof lopende zaak een zaak betreft waarin hijzelf bij de Afdeling bestuursrechtspraak als advocaat is opgetreden.

De Afdeling oordeelt in die zaak (uitspraak van 13 augustus 2008, nr. 200708941/1) overeenkomstig haar vaste jurisprudentie dat de intrekking van een gedoogbeschikking geen besluit is in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb en  verklaart daarom het door Mans namens zijn cliënt gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Dat maakt de zaak bij het EHRM er niet sterker op.
Maar zonder op de uitspraak van het hof vooruit te lopen: het komt geregeld voor dat mensen van baan wisselen en er dan in hun nieuwe werk op bedacht moeten zijn dat zij geen zaken behandelen die zij eerder vanuit een ander belang hebben gediend. Ook bij rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad komt dat veelvuldig voor. Zou ook de Hoge Raad niet objectief onpartijdig zijn als daar een zaak zou dienen waarbij een politieke partij, laten we zeggen de PvdA, betrokken is? Van de Hoge Raad maakt thans immers een voormalig hoogleraar deel uit, die prominent lid was van die partij – hij schreef zelfs mee aan het partijprogramma – en, hoewel nu geen lid meer, vast en zeker zijn linkse standpunten niet heeft verlaten. Is daardoor de gehele Hoge Raad besmet? Dat denk ik niet. Als er al bezwaar tegen zou bestaan dat bedoelde raadsheer op die zaak zou zitten, zijn er voldoende andere raadsheren die die zaak kunnen behandelen. Degene die vreest dat zij mogelijk zullen worden beïnvloed door hun linkse collega, doet hen tekort.
Terug naar de Raad van State. Bij de Raad van State mogen thans – Mans wijst daar ook op – nog slechts tien staatsraden deel uitmaken van zowel de Afdeling wetgeving als de Afdeling bestuursrechtspraak. Mans stelt dat het dus nog steeds mogelijk is dat staatsraden als bestuursrechter moeten oordelen over wetten waarover zij eerder adviseerden. Mans vergeet te wijzen op art. 42 lid 4 van de Wet op de Raad van State. Daarin is bepaald dat een lid van de Afdeling bestuursrechtspraak dat betrokken is geweest bij de totstandkoming van een advies van de Raad, niet deelneemt aan de behandeling van een geschil over een rechtsvraag waarop dat advies betrekking had. Op naleving van deze bepaling wordt binnen de Raad nauwgezet toegezien, afgaand op uitlatingen van de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak, J. Polak.

De munitie die Mans tegen de Raad van State als bestuursrechter in stelling brengt is een losse flodder. Het is tegenwoordig populair om tegen instituties aan te schoppen. Kennelijk ook bij Mans, die op 10 oktober j.l. ook al in NRC Handelsblad en de dag daarop in Nieuwsuur te keer ging tegen de Raad van State. Kritiek hebben is prima, maar dan wel graag met op feiten gebaseerde argumenten.

Mevr. mr. M.C.I.H. Biesaart,
UHD gezondheidsrecht , Universitair Medisch Centrum Utrecht

 

Download artikel als PDF

Advertentie