Het Openbaar Ministerie gaat Jorge Zorreguieta niet vervolgen. Volgens advocaat Liesbeth Zegveld, die namens de nabestaanden aangifte deed tegen de vader van Prinses Máxima, blijft het een sterke zaak.
Liesbeth Zegveld (Böhler Advocaten in Amsterdam) deed in september vorig jaar aangifte tegen Jorge Zorreguieta voor zijn mogelijke betrokkenheid bij de verdwijningen tijdens het Videla-regime. Volgens het OM zijn er geen aanwijzingen voor de persoonlijke betrokkenheid van Zorreguieta en is hij ook niet betrokken geweest als leidinggevende. Onjuist, zegt Zegveld.
In hoeverre had u deze beslissing zien aankomen?
‘Politiek gezien zag ik het aankomen. We kennen in Nederland het opportuniteitsbeginsel waarbij het OM kan afzien van vervolging van een strafbaar feit wanneer dat in hun ogen wenselijk is. Het OM stelt dat er onvoldoende bewijs is om te spreken van een verdenking. Maar je kunt van slachtoffers niet verwachten dat ze een dagvaarding schrijven. Het OM moet zelf ook in actie komen, juist bij ingewikkelde zaken over internationale misdrijven is een actieve opstelling van het OM vangroot belang. Anders blijven de leidinggevenden van deze misdrijven altijd buiten schot.’
Wat bedoelt u daarmee?
‘Het OM wil dat wij een smoking gun neerleggen. Dat we met een document komen waarop de handtekening van Zorreguieta staat voor het laten uitvoeren van verdwijningen. Dat hebben we niet. Maar dat hoeft ook niet noodzakelijk te zijn.’
Waarom niet?
‘Het laat zich goed vergelijken met de zaak van de piloot Julio Poch. Hij werd opgepakt toen hij in Bali collega’s vertelde over de dodenvluchten die hij tijdens het Videla-regime gemaakt zou hebben waarbij tegenstanders van het regime in zee werden gegooid. Dit gegeven was voor het OM voldoende om in actie te komen en onderzoek te doen. Bedenk dat Zorreguieta zes jaar gewerkt heeft in de regering van Videla; dat werknemers van zijn ministerie verdwenen; dat dossiers van slachtoffers van zijn ministerie zijn gelicht. Op het hoogtepunt van het regime kreeg hij promotie en werd hij Minister van Landbouw. Dat was een belangrijke post, omdat hierbij de herverdeling van grond kwam kijken. Er zijn in die tijd veel boeren verdwenen. Laat ik het anders zeggen: de duizenden verdwijningen konden niet plaatsvinden dan met de hulp en steun van de civiele leidinggevenden.’
En nu?
‘Het is nog niet in kannen en kruiken, maar wij spelen met de gedachte het werk dat het OM eigenlijk zou moeten doen, zelf te gaan doen : onderzoek doen in Argentinië en daar met medewerkers van het Ministerie van Landbouw praten. Geen makkelijke opgave, omdat het ook daar erg gevoelig ligt. We denken er ook over om een artikel 12 procedure te starten en uitspraak van het hof af te wachten.’