Als in een ‘comparitie na aanbrengen’ de zaak meteen na de dagvaarding op zitting zou kunnen worden gebracht, zou het conflict nog vers zijn en de schikkingskans het grootst. Waardoor zaken sneller en goedkoper zouden kunnen worden afgedaan.
Ondanks grote weerstand lijkt de verhoging van het griffierecht na enkele aanpassingen een feit.1 Daarbij is alles gericht op verhoging van inkomsten. De kostenkant van onder meer de bodemprocedure is buiten schot gebleven. Maar zou een versnelde bodemprocedure niet kunnen leiden tot kostenbesparingen, waardoor verhoging van het griffierecht heroverwogen kan worden? De ene bezuiniging wordt dan vervangen door een andere. Hoe? Door met een ‘comparitie na aanbrengen’ de zaak meteen na de dagvaarding op zitting te brengen. Achterliggende gedachte: als een conflict nog ‘vers’ is, is de schikkingskans het grootst, waardoor zaken sneller en goedkoper afgedaan zouden kunnen worden.
Hoe zou het kunnen?
In hoger beroep bestaat de comparitie na aanbrengen met succes sinds enkele jaren in bepaalde zaken.2 In art. 2.8 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij gerechtshoven is bepaald dat het hof ook direct na het aanbrengen van de zaak bij arrest een comparitie kan bepalen. De vraag is of dat ook kan in eerste aanleg.
In eenvoudige, niet principieel juridische zaken met een beperkt belang zou allereerst een zaakrechter – behoudens in geval van verstekverlening – moeten beoordelen of de zaak geschikt is voor een comparitie na antwoord. Is dat het geval, dan worden partijen schriftelijk uitgenodigd om verhinderdata kenbaar te maken.3
In die brief wordt ook de mogelijkheid opgenomen om bezwaar te maken tegen een comparitie na aanbrengen. Het ligt in de rede dat indien beide partijen bezwaar maken de zaak naar de rol voor conclusie antwoord wordt verwezen. Dat gebeurt ook indien slechts één van partijen met redenen omkleed bezwaar maakt of een incident aankondigt en de zaakrechter alsnog van oordeel is dat de zaak niet geschikt is voor een comparitie na aanbrengen. Een dergelijk oordeel is niet appellabel.
Blijft bezwaar uit of wordt een bezwaar ongegrond verklaard, dan wordt bij tussenvonnis een comparitie na aanbrengen bepaald. Het tussenvonnis bepaalt tevens, net als bij een comparitie na antwoord, dat partijen tot tien dagen voor de zitting stukken kunnen indienen. Ook kan gedaagde eventueel een eis in reconventie aankondigen.4
Het karakter van de comparitie na aanbrengen zelf zal vergelijkbaar zijn met de mondelinge behandeling van een kort geding, waaraan voorafgaand doorgaans evenmin een conclusie van antwoord is ingediend. Hier gaat het echter om het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling. Komt ter comparitie na aanbrengen een minnelijke regeling tot stand, dan zal die worden opgenomen in het proces verbaal van comparitie en zal de procedure worden geroyeerd. Ook kan de zaak naar mediation worden verwezen. Komt geen regeling tot stand, dan zal de zaak voor antwoord naar de rol worden verwezen.
De comparitie na aanbrengen is niet wettelijk geregeld. Onzes inziens is het niet nodig om het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te wijzigen, nu het een zitting betreft die in aanvulling op de bestaande procedure wordt ingelast na de eerstdienende dag. De regeling zou in het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken kunnen worden opgenomen.
Beperkte procesongelijkheid
Van belang is dat de comparitie voor aanbrengen geen afbreuk doet aan de rechtspositie en de procespositie van partijen. Gedaagde blijft volledig bevoegd om bij antwoord alle formele en materiële verweren te voeren. In het andere geval zou het recht van hoor en wederhoor ten nadele van de gedaagde partij worden beïnvloed, hetgeen op gespannen voet zou kunnen staan met art. 6 EVRM. Om die reden achten wij het niet mogelijk dat de zaak behoudens een minnelijke regeling tussen partijen definitief door de rechter wordt afgedaan.
Voorafgaand aan de comparitie na aanbrengen heeft eiser zijn vordering en de gronden daarvan in de dagvaarding kunnen uiteenzetten, terwijl daarop nog geen verweer van gedaagde is gevolgd. Dat kan leiden tot een onjuiste beoordeling van de zaak vooraf door de rechter. Dat is een wezenlijk nadeel, dat kan leiden tot procesongelijkheid van partijen tijdens de comparitie.
Dat nadeel kan niet volledig worden weggenomen, maar de gevolgen ervan kunnen zoveel mogelijk worden beperkt door de onmogelijkheid van bezwaar vooraf, het beperkt aantal zaken dat zich leent voor de comparitie na aanbrengen, de mogelijkheid van gedaagde om vooraf stukken en een eis in reconventie in te dienen, het vrijblijvende karakter van de zitting zelf, waar uiteraard eerst gedaagde het woord krijgt en het feit dat zonder minnelijke regeling de zaak alsnog voor antwoord op de rol komt.
Minder kosten, minder griffierechten
Denkbaar is dat het formuleren van een conclusie van antwoord met daarin verweren en de daaraan verbonden (advocaat)kosten de schikkingsbereidheid doen afnemen. Niet zelden schatten gedaagden hun slagingskansen hoger in zodra de advocaat een in hun ogen overtuigende conclusie van antwoord heeft geschreven. Door reeds vóór de conclusie van antwoord een comparitie te houden, zou een zo groot mogelijke kans op een schikking of deelregeling bestaan en zouden de daarvoor geschikte zaken mogelijk op een snelle en informele wijze kunnen worden beëindigd.
Zou dat kunnen leiden tot kostenbesparingen? En zo ja, als die kostenbesparingen worden aangewend voor het bedrag dat bezuinigd moet worden door de verhoging van de griffierechten, zou daarmee een argument kunnen worden gevonden om daarvan – al is het maar gedeeltelijk – af te zien?
R.P.M. de Laat en A.W. Jongbloed
Noten:
1. De in Advocatenblad 2 september jl. opgenomen bijdragen spreken boekdelen.
2. Zie W.L. Valk en C.G. ter Veer, ‘De comparitie na aanbrengen in hoger beroep’, NJB 2005, p. 1985-1987, maar ook F. Askvig, ‘Comparitie vóór de memorie van grieven’, Praktisch Procederen 2006, p. 218-221.
3. Eiser kan in de dagvaarding aangeven prijs te stellen op een dergelijke comparitie. Omdat voor het aanhangig maken van de procedure er over en weer contact is geweest, kan in de regel ook worden aangegeven welk standpunt gedaagde inneemt. Als gedaagde al duidelijk heeft gemaakt weinig tot niets te zien in een dergelijke comparitie zal eiser sterke, overtuigende argumenten naar voren moeten brengen.
4. Dit is te vergelijken met de gang van zaken bij een kort geding.