Verschillen zijn er zeker, maar volgens advocaat Marie-Laure Duvet lijken Nederlanders en Fransen vaak meer op elkaar dan ze zelf denken. Zelf is ze – ook na ruim drie jaar wonen en werken in Nederland – een echte Française gebleven.
Meer dan vijf miljoen Nederlanders vieren jaarlijks hun vakantie in Frankrijk. Het was dan ook niet zo vreemd dat Marie-Laure Duvet een Nederlandse vakantieliefde in haar geboorteland ontmoette. Na zeven jaar in Parijs samen te hebben gewoond, vonden zij het tijd voor een nieuw avontuur in Nederland. ‘Het was een bewuste keus,’ vertelt Duvet, ‘al betekende het voor mij wel dat ik mijn baan bij Landwell Advocaten in Parijs moest opzeggen. Gelukkig kwamen wij nog net voor de financiële crisis van 2008 naar Nederland en kreeg ik vrij snel een baan aangeboden bij Bierens Advocaten in Amsterdam. Ik sprak nog niet zo goed Nederlands en om de taal te leren, ben ik meteen in het diepe gesprongen. Op het kantoor van Bierens in Veghel hebben alle collega’s anderhalve maand lang alleen Nederlands tegen mij gepraat. Dan gaat het snel. Het hielp dat ik op school Duits had geleerd – een taal die ik nu overigens niet meer kan spreken, anders is het te verwarrend – maar ik kan niet zeggen dat Nederlands een makkelijke taal is. De kennismaking met het Nederlandse recht ging mij aanzienlijker vlotter af. De Code Napoléon heeft hier immers grote invloed gehad en er zijn bijzonder veel overeenkomsten tussen het Nederlandse en het Franse recht. Zeker, er zijn subtiele verschillen of de jurisprudentie wijst in een andere richting, maar de basis is grotendeels dezelfde.’
Lange weg
Wie in Frankrijk advocaat wil worden, moet een lange weg en twee examens afleggen. Na de studie Frans recht brengen de advocaten in spe nog één jaar op de universiteit door waar ze een specifieke voorbereiding op het advocatenexamen volgen die wordt afgesloten met een pittig examen. Hierna volgt de advocatenopleiding met een binnen- en een buitenstage, waarna nogmaals een examen wordt afgelegd. Pas na deze tweejarige opleiding mogen Franse rechtenstudenten zich officieel advocaat noemen.
Duvet liep haar stage op een klein advocatenkantoor in Parijs, vertelt ze. ‘In Frankrijk stikt het van de kleine kantoren. Een onafhankelijke advocaat is voor Fransen heel belangrijk dus veel advocaten werken freelance. Dit betekent hard werken en weinig administratieve ondersteuning. Veel kleine kantoren nemen stagiaires aan want die zijn goedkoop maar bieden ze na afloop geen contract aan. Gelukkig is mij dat niet overkomen.’
Tweede huis
Bij Bierens Advocaten houdt Duvet zich bezig met internationale incasso’s, handelsgeschillen en onroerend goed. Een gedeelte van haar klantenkring bestaat uit Nederlanders met een tweede huis in Frankrijk. ‘De verplichtingen die Nederlanders als huiseigenaar in Frankrijk hebben, zijn vaak een bron van geschil,’ weet de Franse advocate uit ervaring. ‘Mijn cliënten zijn vaak een beetje bang voor het Franse rechtssysteem. Zij denken – overigens ten onrechte – dat de procedures ingewikkelder in elkaar steken en langer duren dan in Nederland. Bovendien vinden ze het prettig hun “huiselijke” problemen in het Nederlands te bespreken. En het gaat nogal eens mis: Nederlanders zijn handelaars en ze willen soms te snel gaan. Ze proberen een Franse tekst te lezen en in het Frans te converseren met hun zakenpartner en zijn er dan van overtuigd dat er heldere afspraken zijn gemaakt, maar dit is vaak een misvatting. Fransen praten veel maar zeggen weinig: ze draaien om de hete brij heen, dus soms zijn bepaalde afspraken helemaal niet zo duidelijk als mijn Nederlandse cliënten denken. Daar komt nog bij dat Fransen graag procederen – het poldermodel kennen ze niet en meestal zijn ze goed verzekerd – dus de gang naar de rechter is snel gemaakt. In handelsgeschillen is dit meestal de Franse rechter en dat kan soms best ingewikkeld zijn. Is de levering in Frankrijk, dan is zonder overeenkomst tussen partijen de Franse rechter bevoegd. Is de verkoper Nederlands dan is het Nederlandse recht van toepassing. Dit gebeurt best vaak en Nederlands recht uitleggen aan de Franse rechter in een gecompliceerde zaak is een nachtmerrie.’
Omgangsvormen
Aan de Nederlandse cultuur was Duvet snel gewend, al was dat niet altijd even makkelijk. ‘Ik moet niet moeilijk doen,’ zegt ze eerlijk. ‘In Frankrijk is men in het taalgebruik, het schrijven en de omgangsvormen nogal formeel. Kijk alleen al naar hoe wij een brief beëindigen met “je vous prie de bien vouloir agréer” en dan volgt nog een ellenlange zin. Nederlanders ondertekenen gewoon met “hoogachtend” of “vriendelijke groet.” Korter en handiger. Soms vind ik Nederlanders een beetje onbeleefd, maar dan denk ik: nee, dit is de Nederlandse manier, het is efficiënter zo. Ik blijf overigens wel altijd “u” zeggen tegen mensen die ik niet ken. “Je” is alleen voor vrienden, dat zit nu eenmaal in mijn systeem. Ik ben en blijf een Française. Ik kook en eet op de Franse manier en drink Franse wijn. De Nederlandse lunch vind ik maar een saaie bedoening. In Frankrijk is dit een heel belangrijk moment van de dag waar je minstens een uur voor uittrekt, ook in het zakenleven. Hier is daar helaas geen ruimte voor. Op deze punten zijn de Nederlandse en Franse cultuur misschien verschillend, maar ik zie ook veel overeenkomsten. Klagen kunnen Nederlanders en Fransen bijvoorbeeld allebei erg goed. Nederlanders denken dat Fransen chauvinistisch zijn en dat klopt, maar als je ziet hoe Nederlanders zich gedragen wanneer het Nederlands elftal speelt, dan vraag ik mij af wie er nu eigenlijk chauvinistisch is. Maar ach, je houdt altijd meer van je land wanneer je er ver van verwijderd bent.’
Anna Italianer