Interim-rapporteur toezicht aan de slag
Rein Jan Hoekstra, voormalig lid van de Raad van State, onderzoekt dit jaar voor de Orde hoe lokale dekens het toezicht uitoefenen. ‘Het verhaal eruit halen, dat is de klus.’
‘Ik ga hier met open vizier in en laat mij niet leiden door eventuele vooronderstellingen. Mijn taak is om de feiten boven tafel te krijgen. Als een lokale deken aangeeft dat het toezicht goed is geregeld, wil ik daar ook concreet inzicht in hebben.’ Rein Jan Hoekstra onderzoekt sinds begin februari als interim-rapporteur hoe lokale dekens het toezicht op advocaten uitoefenen. Daarnaast blijft Arthur Docters van Leeuwen, die in 2010 aanbevelingen deed over verbeteringen van het toezicht, de Orde als kwartiermaker adviseren.
Antwoorden wegen
Objectief en niet-vooringenomen wil Hoekstra nagaan hoe lokale dekens het toezicht regelen. Tijdens bezoeken zal hij hen aan de tand voelen. ‘Hoe gaan dekens om met het toezicht? Hoe hebben zij het georganiseerd? En waar letten zij op? Dergelijke vragen wil ik rechtstreeks met hen bespreken.’ Huiverig voor sociaal wenselijke antwoorden is Hoekstra niet. Met een carrière achter zich (hij werd onlangs 70) als onder andere kantonrechter-plaatsvervanger, secretaris-generaal bij het Ministerie van Algemene Zaken, informateur (CDA-lid) bij het kabinet Balkende II en lid van de Raad van State meent hij voldoende knowhow te hebben. ‘Mijn ervaring kan ik goed gebruiken. Vooral in beleidsfuncties en in de politiek heb ik geleerd om door te vragen. Daarbij zal ik het soort antwoord van een deken wegen. Ik kan me de KIR-antwoorden in de Kamer nog goed herinneren: korte antwoorden waarmee je met een ‘kluitje in het riet’ wordt gestuurd. Het enige wat je daaraan kunt doen, is doorvragen. Dat heb ik destijds afgekeken van Hans Wiegel.’
Mores
Zonder op de zaken vooruit te willen lopen, sluit de interim-rapporteur niet uit dat – zoals ook bleek na de inventarisatie van de gerechtelijke kaart – lokale ordes geen eenduidig toezichtssysteem hanteren. ‘Mocht dat zo zijn, dan is het interessant om na te gaan waarom er verschillen zouden bestaan en richtlijnen eventueel niet consequent worden nageleefd. Welk motief ligt daaraan ten grondslag? Misschien wel het volume van het aantal zaken.’
Hoekstra begon in 1965 als stagiaire bij Bavinck en Hoogervorst in Rotterdam waar hij vijf jaar werkte. De kritiek dat hij als oud-advocaat zijn eigen vlees zou keuren, doet hij af als onzin. ‘De periode dat ik als advocaat werkte, is in mijn ogen zo lang geleden en van zo’n korte duur geweest dat het mijn werk niet in de weg staat. Bovendien, de tijden waren toen heel anders. Toen ik advocaat was, waren er nog Ereregelen en waren de mores “O wee als je je niet aan de regels houdt!” Er is in de tussentijd veel veranderd. Ik heb er geen idee van hoe het er nu aan toegaat. En dat is de klus, het verhaal eruit halen.’
Nieuwsgierigheid
Met het aanstellen van Hoekstra lijkt de Orde het initiatief enigzins in eigen hand te willen houden ten opzichte van de plannen van staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie. Zijn voorstel om een college met drie niet-advocaten op te richten dat eindverantwoordelijk is voor het toezicht op de advocatuur en hierover ook naar de overheid toe rapporteert, stuit op veel kritiek. Maar volgens Hoekstra staat zijn functie los van Teevens’ voorstel om de Advocatenwet aan te passen. ‘Ik ga niet over de vraag of er structureel stelseltoezicht moet komen. En ik doe ook geen voorstellen naar justitie. Het is namelijk niet mijn taak staatssecretaris Teeven te beïnvloeden.’
Algemeen deken Jan Loorbach heeft Hoekstra, die in juni de eerste bevindingen rapporteert om in december met een eindverslag te komen, voor de taak van interim-rapporteur benaderd. Diens interesse in het maatschappelijke belang is van doorslaggevende factor geweest. ‘Ik ben nieuwsgierig, vooral naar de publieke zaak en dat heeft mij bewogen om ja te zeggen,’ aldus Hoekstra. ‘Want hoe zit het met de verantwoordelijkheid van de wetgever en die van de beroepsgroep? Aan die vraag wil ik een bescheiden bijdrage leveren.’
Hedy Jak