Op het Utrechtse politiebureau Paardenveld loopt één van de landelijke ZSM-pilots. Hier worden verdachten van simpele vergrijpen binnen afzienbare tijd door de molen gehaald. Het OM is trots op de efficiënte nieuwe werkwijze – maar niet elke zaak leidt tot een ZSM-afdoening.

Utrecht, 14 januari, kwart over drie ’s ochtends. In een rustige straat in een woonwijk beweegt ter linkerzijde van de weg een schim. Surveillerende politieagenten in een auto zien twee jongens tussen de geparkeerde auto’s weglopen. Het oogt verdacht, zeker op dit tijdstip. Verbalisant 1 kijkt waar de jongens vandaan komen, en ziet tussen twee auto’s een damesfiets staan. Vermoedelijk hebben de jongens die daar net neergezet. Hij spreekt de jongens aan: wat doen ze zo laat nog op straat? ‘We zijn aan het spelen,’ zeggen de jongens Frits en Mo. Verbalisant 1 loopt naar de fiets toe, en ziet dat het slot open is, maar dat de sleutel ontbreekt. Het zou weleens kunnen dat de jongens de fiets hebben gestolen.

3:20 uur: Frits (17) en Mo (16) worden aangehouden, en wordt een tweede surveillanceauto opgeroepen. In deze tweede unit zit een politiehondenbegeleider. Als hij uitstapt spreekt hij Mo aan: ‘Zo, weet je waarom je bent aangehouden?’
‘Om niets,’ zegt de jongen.
‘Om niets gaat niemand de cel in,’ zegt de hondenbegeleider en vervolgens een beetje lacherig: ‘Heb jij die fiets niet gejat dan?’ ‘Nee,’ zegt Mo. De verbalisanten denken daar anders over. Mo en Frits moeten hun zakken leegmaken en worden afgevoerd naar het dichtstbijzijnde Bureau Zeist.

3:50 uur: Daar worden Frits en Mo voorgeleid aan de hulpofficier van justitie, die toetst of de aanhouding rechtmatig is geweest. Ja, vindt de hulpofficier. De jongens kunnen worden ingesloten en hij zet zich aan het tikken van het voorgeleidingsverbaal. Als dat klaar is, zal hij een eerste ZSM-melding naar de interne ZSM-mailbox sturen, en een melding naar de piketcentrale. Ook belt hij de ouders van Frits en Mo om te melden dat hun zonen zijn aangehouden en regelt het vervoer van de arrestanten naar het Arrestantencomplex Politie Utrecht (APU) in Houten. Daar arriveren de jongens rond een uur of vijf ’s ochtends, en worden apart in cellen gestopt.

7.00 uur: De piketcentrale stuurt een bericht naar Chris Plaat, de piketadvocaat van dienst. Frits heeft een voorkeursadvocaat aangevraagd, John Dassen.

7:30 uur: Om halfacht ’s ochtends druppelen de eerste ZSM’ers binnen op bureau Paardenveld in Utrecht. In een kantoortuin van zo’n dertig meter zitten vertegenwoordigers van alle instanties die samenwerken bij het ZSM-traject: het Openbaar Ministerie, de hulpofficier van justitie, de Reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en Slachtofferhulp Nederland.
Hulpofficier van justitie Kees print alvast de beschikbare stukken in de fietsenzaak. ZSM-procescoördinator Karin checkt of de verdachten voorkomen in de Justitiële Documentatie, en vraagt hun preselectiescore op: een inschatting van recidive. Deze informatie stuurt ze naar de andere instanties.
Vervolgens zet ze de zaak op Het Bord, een enorm beeldscherm midden in de ruimte. Daarop zijn datum en tijdstip van aanhouding, de naam van de verdachten en het delict waarvan ze verdacht worden te zien, maar ook de instanties die zich met de zaak bezighouden. Een zwart blokje bij een instantie betekent: hoeft er niet naar te kijken. Een rood blokje: instantie moet nog kijken. Heeft een instantie dat gedaan, dan wordt het blokje groen. Bij elke zaak die wordt ingevoerd begint een teller te lopen.

8:30 uur: Recherchecoördinator Piet klokt in op het bureau in Zeist. Hij ziet dat er twee minderjarigen vastzitten en stuurt twee rechercheurs op pad, richting Houten, om Frits en Mo te gaan verhoren. Hij belt ook naar het ZSM-team op Bureau Paardenveld om te melden dat hij de zaak van Frits en Mo vanuit Zeist coördineert.

8:55 uur: Anita van de Raad voor de Kinderbescherming stapt Bureau Paardenveld binnen. Op het bord ziet ze de zaak van Frits en Mo. Ze checkt of ze in haar systeem bekend zijn. En ja hoor: Frits geeft een match. ‘Hij is strafrechtelijk én civielrechtelijk bij ons bekend – problemen met de opvoeding, zo te zien. Dat was in 2000.’ Ook blijkt er afgelopen december nog een strafrechtelijk akkefietje te zijn geweest. Dat betekent dat zij een nieuw, zij het voorlopig dossiertje aanlegt. Omdat er geen lopende hulpverlening is hoeft er geen gezinsvoogd of jeugdreclasseerder ingeschakeld te worden.

8:58 uur: Ook officier van Justitie Roland de Kruijk arriveert op Paardenveld, en inventariseert de zaken op het bord. De hulpofficier van justitie praat hem bij.

9:00 uur: De klok begint te lopen. OM en politie hebben nu nog zes uur om hun zaak rond te krijgen. Lukt dat niet, dan moeten Frits en Mo worden vrijgelaten, of in verzekering gesteld.

9:15 uur: De Kruijk heeft alle stukken doorgenomen. Hij kijkt nog eens goed naar de aanhouding van Frits en Mo. Vooral de opmerking van de hondenbegeleider zit hem dwars. De Kruijk: ‘Dat is de enorme winst van dit systeem: wij kijken bijna één op één mee of alles ordentelijk is verlopen. Is de cautie gegeven, is er een Salduz-consult geweest? Zo niet, dan is je onderzoek naar de ratsmodee. De politie krijgt dus ook te horen wat wij als OM vinden. Dat is wel een trendbreuk.’

9:18 uur: Bij de APU arriveert piketadvocaat Chris Plaat van Burgers Ran Advocaten, voor een Salduz-gesprek met Mo. Die heeft niet veel te melden, zegt Plaat. ‘Hij gaf aan dat hij verdacht werd van fietsendiefstal. Maar hij zei: “ik heb er niks mee te maken, we liepen daar gewoon.” Hij had eigenlijk naar huis willen gaan, maar kennelijk was het heel gezellig. Hij vertelde ook dat ze met z’n drieën waren, maar dat híj helemaal niet in de buurt van een fiets is geweest.’
Mo is al eerder in contact geweest met de politie – iets met schoolverzuim. Plaat legt Mo uit wat hij de komende uren kan verwachten, dat hij gewoon zijn verhaal kan doen, maar daartoe niet verplicht is, en geeft hem zijn kaartje. Hij zal Mo volgende week een briefje sturen, zoals hij altijd doet, met het verzoek contact met hem op te nemen als Mo ‘op welke wijze dan ook’ bericht ontvangt van het OM. Plaat: ‘Maar als dat briefje op de bus gaat, is een ZSM-afdoening al een feit. Dus dat werkt prima langs elkaar heen.’

10:20 uur: Inmiddels heeft Frits ook zijn voorkeursadvocaat gesproken.

10:30 uur: De rechercheurs uit Zeist op de APU beginnen met verhoren. Frits zegt dat hij de fiets wel heeft zien staan, en dat het slot openstond. Hij had de fiets best willen meenemen, aldus het p-v van het verhoor. Maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft de fiets zelfs niet aangeraakt, omdat die niet van hem was. Mo blijft volhouden dat hij van niks weet.

11:32 uur: Piet, coördinator van Bureau Zeist, meldt zich bij De Kruijk. ‘We weten niet of de fiets gestolen is,’ zegt hij. Getuigen zijn er niet, en ook een aangifte van een gestolen fiets ontbreekt.

13:00 uur: De Kruijk moet een beslissing nemen. Het verhoor van Frits en Mo levert weinig op. Het ‘verhoor’ van de hondenbegeleider bij de aanhouding is niet bruikbaar voor het bewijs. Bovendien is er nog geen aangifte van een gestolen fiets. De verdenking wordt vooralsnog niet ondersteund door voldoende wettig en overtuigend bewijs. Er is geen reden meer om Mo en Frits vast te houden. Hun ouders worden gebeld: ze mogen naar huis.

‘Ik hoef geen advocaat’
‘Met de ZSM-aanpak kan eerder worden bijgestuurd, wat leidt tot een beter kwaliteitsproduct,’ zegt officier van justitie en landelijk projectleider ZSM Machiel Vink. Het is jammer dat de advocatuur nog niet erg enthousiast is over ZSM. ‘Want niet alleen het OM, ook de advocatuur zit dichter op het proces,’ zegt Vink. ‘We zeggen tegen advocaten: maak gebruik van je nieuwe informatiepositie. Zie de momenten van beïnvloeding! Wat is er nu handiger dan even bellen met je juridische evenknie: mijn cliënt is jouw verdachte, ik wil nog wat uitgezocht hebben, kunnen we die zaak even bespreken?’
Over klachten van advocaten als zouden verdachten door verbalisanten worden ontmoedigd om een advocaat in de arm te nemen, is Vink vrij kort. ‘Kán niet. Punt. En als het wel gebeurt, is het een kwalijke zaak. Van dwang, in welke vorm dan ook, is absoluut geen sprake. In Utrecht laten we de verdachte vrij voor we over een afdoening gaan praten, om te voorkómen dat hij zich op welke manier dan ook gedwongen voelt om aan de afdoening mee te werken om vrij te komen. Die discussie willen we gewoon niet hebben. Pas dan praten we over een taakstraf of een geldboete in de vorm van een strafbeschikking. Ik vraag dan altijd: wilt u worden bijgestaan door een advocaat? Dat kan. Ik vertel hem ook: u bent niet tot antwoorden verplicht. Als u toch een advocaat wilt spreken, dan stoppen we en regelen we eerst een advocaat. En als de verdachte een beslissing moet nemen, vraag ik het nóg eens. En eigenlijk alle verdachten zeggen: nee, ik hoef geen advocaat te spreken.’

Op verzoek van betrokkenen zijn de namen Kees, Karin en Piet, evenals Frits en Mo, gefingeerd.

 

Tatiana Scheltema

 

Download artikel als PDF

Advertentie