Mevr. mr. M.C.I.H. Biesaart pakte haar pen en doopte die in gif toen ze haar reactie op mijn opinie inzake de objectieve onpartijdigheid van de ABRvS schreef (zie ‘Aanval Mans op RvS beneden peil’, in Advocatenblad 2012-1, p. 17; dat was een reactie op: Roland Mans, ‘Munitie tegen RvS als bestuursrechter’, in Advocatenblad 2011-17, p. 37). Van een universitair hoofddocent had ik wat meer academische distantie verwacht. Het is ook helemaal geen nieuw standpunt om het bestuursrecht uit de Raad van State te halen. Ik borduur voort op de communis opinio die vele bekwame juristen aan het einde van de vorige eeuw huldigden en van wie enkelen zelf Staatsraden zijn (geweest). Mijn pleidooi komt namelijk neer op voltooiing van de derde fase van de herziening van de rechterlijke organisatie. Helaas is die herziening nooit gerealiseerd, maar eind vorig jaar nam een meerderheid van de Tweede Kamer een motie aan om het bestuursrecht uit de Raad van State te halen.
    
In mijn opinie heb ik het niet over politici en ambtsdragers in het algemeen. Natuurlijk kan aan hen geen beroepsverbod worden opgelegd. Ik heb het over politici en ambtsdragers die zelf bestuursorganen zijn geweest of daarvan deel hebben uitgemaakt. Is het gelukkig dat zij lid kunnen worden van een college dat zich buigt over besluiten die zij zelf hebben genomen? Kunnen zij niet beter eerst een tijdje wat anders gaan doen?
   
In de casus die ik schetste vond mijn cliënt van niet  – is hij nou paranoïde en zijn advocaat ook? Nee, want hij noch ik beschuldigen de ABRVS en haar staatsraden van partijdigheid of beïnvloeding. Het gaat om de schijn daarvan die moet worden vermeden. Het is zonde als gerechtelijke oordelen, of die nu terecht of onterecht zijn, in twijfel worden getrokken door de justitiabelen, omdat zij bedenkingen hebben bij de onpartijdigheid van de rechters.
Biesaart moet worden toegegeven dat ik had moeten wijzen op de voorziening van art. 42 lid 4 RvS. Maar deze bepaling verhindert niet dat tien staatsraden zowel wetgevingsadviseurs van de regering zijn en tegelijkertijd be-sluiten van diezelfde regering moeten toetsen. Weliswaar kan zo een bijzondere staatsraad niet adviseren en rechtspreken over dezelfde wetten maar het verhindert niet dat veel justitiabelen vinden dat die twee petten één en dezelfde persoon niet passen.
   
Advocaat van de duivel spelende – als professioneel raadsman is het mijn plicht alle mogelijke tegenargumenten in kaart te brengen, een plicht die rechtswetenschappers soms niet onderkennen – vraag ik mij zelf af of ik, mede namens mijn cliënt, wel een terecht punt maak. Als dat volgens Straatsburg niet zo blijkt te zijn, leg ik mij daar bij neer. Tot die tijd voel ik mij door velen gesteund in mijn pleidooi om alle hoge bestuursrechtelijke colleges onderdeel te maken van de reguliere rechterlijke macht. Dat pleidooi is niet gericht tegen de vele goede mensen die daar werken – laat hen vooral meeverhuizen. Het pleidooi heeft tot doel een eind te maken aan een situatie die niet strookt met algemeen aanvaarde beginselen over de inrichting van de rechterlijke macht in een rechtsstaat.

 

Roland Mans

 

Download artikel als PDF

Advertentie