Een advocaat die door derden is aangezocht om een gedetineerde verdachte bij te staan, moet de reeds toegevoegde advocaat tijdig in kennis stellen van zijn voornemen de verdachte te bezoeken. Als overleg niet tot over-eenstemming leidt, kan de tussenkomst van de deken worden ingeroepen.
– Art. 46 Advocatenwet (5 Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn mede-advocaten; 5.3 Overname van zaken)
– Gedragsregels 17, 18 en 22
Feiten
Klager heeft twee cliënten, die op Schiphol waren aangehouden, als piketadvocaat bezocht. Een dag later deelt mr. X hem per fax mee dat hij het tweetal nog dezelfde avond zal bezoeken omdat de moeders van de betrokkenen mr. X benaderden om hun zoons bij te staan en hij wil vernemen of dat ook hun wens is. Kort daarop laat klager weten het verzoek tot overname met de betreffende cliënten (zelf) te zullen bespreken. In afwachting daarvan geeft klager geen toestemming aan mr. X voor het beoogde bezoek. Desalniettemin bezoekt mr. X de twee betrokkenen nog diezelfde avond. Beiden maken vervolgens kenbaar te willen worden bijgestaan door mr. X.
Klacht
Mr. X heeft niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van hem in dergelijke situaties gevergd mag worden.
Overwegingen raad
De raad stelt voorop dat een verdachte weliswaar een vrije advocaatkeuze heeft, maar indien een advocaat de behandeling van een strafzaak van een andere advocaat over wenst te nemen, dient hij daarbij op zorgvuldige wijze te handelen. Zo kan in het algemeen verlangd worden dat de advocaat die de behandeling van de zaak overneemt, daaraan voorafgaand behoorlijk overleg voert met de advocaat van wie hij de zaak over wenst te nemen. Het ‘Statuut voor de Raadsman in Strafzaken’ gaat ervan uit dat, indien het verzoek tot overname van de zaak niet van de verdachte zelf afkomstig is, bij de verdachte wordt geverifieerd of deze de overname wel wenst. Nu het verzoek tot overname niet rechtstreeks van de verdachten afkomstig was, diende de advocaat wiens zaak werd overgenomen, in beginsel de mogelijkheid te hebben bij zijn cliënt eerst zelf na te gaan of het inderdaad diens wens was van advocaat te wisselen. Het had op de weg van mr. X gelegen om, alvorens de verdachten te bezoeken, daadwerkelijk overleg met klager te voeren, terwijl niet blijkt dat het belang van de verdachten een bezoek door mr. X op zeer korte termijn vorderde. De raad is van oordeel dat mr. X een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop hij de zaken van klager heeft overgenomen.
Beslissing raad
Verklaart de klacht gegrond en legt op de maatregel van enkele waarschuwing
Overwegingen hof
Het hof verwijst naar zijn beslissing van 29 maart 2010, LJN: YA0555, waarin het hof ten aanzien van de verhouding tussen de in een strafzaak toegevoegde advocaat en de door derden aangezochte advocaat overwoog:
‘De advocaat die door derden is aangezocht om een gedetineerde verdachte bij te staan aan wie reeds een andere advocaat is toegevoegd en die de verdachte wenst te bezoeken teneinde zich ervan te vergewissen of die zich inderdaad verder door hem wil laten bijstaan, behoort de toegevoegde advocaat tijdig in kennis te stellen van zijn voornemen om de verdachte te bezoeken. Indien de toegevoegde advocaat meedeelt daarvoor geen toestemming te verlenen, mag die mededeling niet zonder meer genegeerd worden, maar behoort in overleg tussen de advocaten naar een oplossing te worden gezocht. Indien dat overleg niet tot overeenstemming leidt, kan de tussenkomst van de deken worden ingeroepen.’
Naar het oordeel van het hof heeft mr. X zich onvoldoende ingespannen om het bedoelde overleg te laten plaatsvinden.
Beslissing hof
Bekrachtigt de beslissing van de raad.
Noot
Hoewel het accent in de overwegingen van de raad1 anders doet vermoeden, brengt de uitwerking van de vrije advocatenkeuze in het Statuut voor de Raadsman in Strafzaken in beginsel mee dat de piketadvocaat niet kan of mag verhinderen dat een opvolgend raadsman een gedetineerde verdachte bezoekt. Met verwijzing naar zijn eerdere uitspraak van 29 maart 2010 verplicht het hof de opvolgend raadsman een ‘oplossing’ te zoeken als de pi-ketadvocaat niet zonder meer toestemming geeft voor een bezoek aan zijn cliënt. Onvermeld blijft dat de toelichting bij het Statuut daartoe een concrete optie biedt, te weten een ‘gezamenlijk bezoek’ van de eerste en de mogelijk opvolgend raadsman teneinde het standpunt van de (potentiële) cliënt te vernemen. In de praktijk kan dit weliswaar op logistieke bezwaren stuiten, maar het beproeven van deze optie doet enerzijds recht aan het belang van de verdachte en anderzijds aan de onderlinge verhoudingen tussen gekozen en toegevoegde raadslieden. Pas als deze optie, om wat voor reden dan ook, niet toegepast kan worden en evenmin overeenstemming kan worden bereikt omtrent een passend alternatief lijkt het opportuun de tussenkomst van de deken in te roepen.
Redactie
1. Vgl inmiddels ook Raad van discipline ’s-Gravenhage, 4 juli 2011 LJN: YA1828.