Het was een goed begin van een nieuwe week. Tot mijn verrassing zat Jacques Vergès, na een lange afwezigheid, ineens weer naast mij in de rechtszaal. Vergès staat Khieu Samphan bij, één van de twee andere verdachten in de zaak tegen de vermeende leiders van de Rode Khmer. Hij is een druk man, ondanks zijn gevorderde leeftijd, en laat zich graag invliegen voor een met veel publiciteit omgeven optreden. En het moet gezegd, de oude vos is zijn streken niet verleerd. Met veel verve wijst hij telkens naar Frankrijk en de Verenigde Staten, die in zijn ogen schuldig zijn aan alles wat er in de afgelopen twee eeuwen in Cambodja is misgegaan.
Vergès is ook de uitvinder van de défense de rupture, in de jaren vijftig door hem geïntroduceerd toen hij als jonge advocaat Algerijnen bijstond die de wapens hadden opgepakt in hun strijd tegen het Franse koloniale bewind. Vergès trok destijds openlijk de legitimiteit van de Franse rechtbank in twijfel en draaide de rollen in het proces om door de Fransen in het beklaagdenbankje te plaatsen voor de door hen gepleegde misdaden. Hij vertelde mij onlangs dat de Franse geheime dienst in die periode tot twee keer toe geprobeerd heeft hem van het leven te beroven.
Vergès’ aanwezigheid is om nog een reden bijzonder. Hij kent Khieu Samphan namelijk al meer dan zestig jaar. Ze hebben samen in Parijs gestudeerd en waren allebei lid van hetzelfde clubje radicale studenten met vage communistische sympathieën. Het groepje kende nog meer leden, Ieng Sary, de derde verdachte in het huidige proces. En ook een gesjeesde student elektrotechniek, Saloth Sar, die vijfentwintig jaar later onder zijn nom de guerre Pol Pot in Phnom Penh zou opduiken: het niet meer levende bewijs dat je het ook zonder opleiding nog ver kunt schoppen.
Begin jaren vijftig is Vergès ook nog als getuige opgetreden, zo gaat het verhaal, bij het huwelijk tussen Ieng Sary en Ieng Thirith, die het later nog tot Minister van Sociale Zaken zou schoppen onder Pol Pot. En die nu haar laatste dagen slijt in het detentiecentrum van het tribunaal, omdat ze door de rechtbank voor gek is verklaard, maar niet zó gek dat ze zou moeten worden vrijgelaten. Het schijnt dat ze niet meer beseft dat ze eigenlijk is opgesloten. In gedachten is ze misschien weer terug in Parijs,
toen ze nog onbekommerd van een betere toekomst kon dromen.
Michel Pestman