Het (on)geoorloofd gebruikmaken van vertrouwelijke informatie over de wederpartij, die door een werknemer van de wederpartij is verschaft.
– Artikel 46 Advocatenwet
– Gedragsregel 1 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
Feiten
De directeur van klaagster heeft vanaf mei 2007 onderhandelingen gevoerd met een buitenlandse vennootschap, hierna: Z, over een mogelijke overname door laatstgenoemde. Eén van de werknemers van Z, de heer Y, die niet persoonlijk bij de onderhandelingen dan wel besprekingen met Z werd en was betrokken, heeft op enig moment (vanaf januari 2008) contact gezocht met mr. X. Werknemer Y heeft vanaf januari 2008 vertrouwelij-ke/bedrijfsgevoelige informatie betreffende klaagster doorgespeeld aan Z die deze doorgaf aan mr. X, de advocaat van Z. In een e-mailbericht van 19 mei 2008 schrijft mr. X rechtstreeks aan werknemer Y onder meer:
‘Wat ik (onder meer) nodig heb is: documentatie/informatie waaruit blijkt dat (klaagster, bew.) zich aan de gemaak-te afspraken lijkt te onttrekken; een overzicht van de activa waarop beslag moet worden gelegd; de houders van de aandelen waarop beslag moet worden gelegd; documentatie waaruit blijkt dat (… ).’
Klaagster heeft de bedrijfslaptop van werknemer Y laten onderzoeken. Daaruit is naar voren gekomen dat werk-nemer Y – toen nog werknemer van klaagster – vanaf januari 2008 e-mailcorrespondentie heeft gevoerd met mr. X. Toen klaagster ontdekte dat werknemer Y bedrijfsgevoelige informatie had doorgespeeld naar Z heeft zij hem op 20 mei 2008 op staande voet ontslagen. Dit ontslag heeft stand gehouden.
Klacht
De klacht houdt in dat mr. X
a. in (een) procedure(s) gebruik heeft gemaakt van bedrijfsgevoelige informatie, verkregen van een (thans ex-)werknemer, hierna: Y;
b. werknemer Y heeft benaderd om die informatie te verschaffen.
Overwegingen raad
Naar het oordeel van de raad zijn uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is behandeld geen feiten of omstandig-heden naar voren gekomen, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat mr. X een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt. Daarbij heeft de raad in aanmerking genomen dat tussen Z en werknemer Y contact is ontstaan toen nog geen sprake was van een geschil tussen Z en klaagster, zodat het niet ging om een van aanvang af on-geoorloofd contact. Daaraan doet niet af dat werknemer Y later op staande voet is ontslagen. Voorts neemt de raad in aanmerking dat het werknemer Y is die actief (opnieuw) contact heeft gezocht met mr. X. Dat mr. X vervol-gens in het kader van de behartiging van de belangen van Z aan werknemer Y als werknemer van klaagster feite-lijke vragen heeft gesteld (en beantwoord heeft gekregen) over het bedrijf van klaagster is in de gegeven omstan-digheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Beslissing raad
Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Overwegingen hof
Nu de klacht gericht is tegen mr. X, de advocaat van de wederpartij van klaagster, neemt het hof bij de beoordeling tot uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behar-tigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goed dunkt. Deze vrijheid is niet onbegrensd.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is behandeld zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat mr. X met betrekking tot dit onderdeel een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat het contact tussen werknemer Y en Z is ont-staan toen nog geen sprake was van een geschil tussen Z en klaagster, zodat het niet ging om een van aanvang af ongeoorloofd contact. Voorts is van belang dat het werknemer Y zelf was die actief informatie doorspeelde. Dat mr. X van deze door Z aan hem gegeven informatie in een procedure gebruikmaakte, acht het hof in de gegeven om-standigheden tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Ook al zou op de wijze van verkrijging van een bewijsstuk het één en ander zijn aan te merken, dan betekent dit nog niet dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door dit stuk in een civiele procedure over te leggen. Het is immers aan de rechter voorbehouden om, indien de wederpartij tegen overlegging van een bewijsstuk bezwaar maakt, te oordelen over de toelaatbaarheid van het betreffende bewijsmiddel, waarbij hij rekening zal houden met alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de ernst van de door de wijze van verkrijging gemaakte inbreuk op de rechten van de partij die zich tegen de overlegging verzet en de zwaarwegendheid van het belang dat de andere partij, gelet op de inhoud van het stuk, heeft bij die overleg-ging. Een advocaat die een hem door zijn cliënt ter beschikking gesteld bewijsstuk in het geding brengt, zal dan ook, behoudens bijzondere omstandigheden, in het algemeen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Van zulke omstandigheden is in casu niet gebleken. Aldus acht het hof dit onderdeel van de klacht met de raad ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
Ter zitting heeft mr. X verklaard dat de e-mail van 19 mei 2008 inderdaad van hem afkomstig is. Door uit eigen beweging werknemer Y te benaderen met het verzoek om inlichtingen over klaagster, waarvan hij wist dat die in-lichtingen niet vrij beschikbaar zijn, heeft mr. X gebruik-gemaakt van een ongeoorloofd middel om aan inlichtingen ten behoeve van zijn cliënt te komen. Mr. X heeft namelijk werknemer Y bewogen om zijn geheimhoudingsplicht en loyaliteit jegens zijn werkgever te schenden en heeft daarmee gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt. Klacht-onderdeel b is mitsdien gegrond.
Beslissing hof
Vernietigt de beslissing van de raad voor zover daarbij onderdeel b van de klacht tegen mr. X ongegrond is ver-klaard en, opnieuw rechtdoende, verklaart klacht-onderdeel b van de klacht tegen mr. X gegrond en legt aan mr. X op de maatregel van enkele waarschuwing en bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Redactie