Den Haag werkt gestaag en met succes aan zijn status van Legal Capital of the World. Op 16 januari is daar het Panel of Recognised International Market Experts in Finance (P.R.I.M.E. Finance) met passend veel internationale aandacht geopend (zie ook Advocatenblad 2012-2, van 2 februari). Daarmee komt er weer een gezaghebbend en betekenisvol gerechtelijk instituut bij in Den Haag.
Dat de vele bij dit initiatief betrokken internationale organisaties voor vestiging in Nederland hebben gekozen, bewijst dat Nederland enkele eigenschappen heeft die het aantrekkelijk maken als omgeving voor beslechting van internationale geschillen: een goed georganiseerd, goed bereikbaar en relatief veilig land dat (nog steeds tamelijk) hoog op ‘s werelds integriteitslijstjes staat, de beschikbaarheid van hoogopgeleide mensen, een goede reputatie met betrekking tot kwaliteit, doelmatigheid en voorspelbaarheid van rechtspraak en, ook belangrijk, als land klein genoeg om buiten de rivaliteit te blijven die tussen grootmachten bestaat.
Voor de Nederlandse juridische sector in het bijzonder maar ook voor de Nederlandse economie in het algemeen is het daarom welkom dat nationale en internationale regelgeving, en onze eigen recente jurisprudentie, de weg vrijmaken voor Nederland als gastland voor grote internationale zaken, recent met name ook op het gebied van massaclaims. Het lijkt mij een ondernemersuitdaging om de economische kansen van deze ontwikkelingen in de internationale rechtspraktijk te zien en de bedrijfstak van internationale geschillenbeslechting in Nederland verder uit te bouwen. Overheden moeten daar de (infra)structurele voorwaarden voor scheppen. Binnen die voorwaarden moeten aanbieders van diensten (advocaten, arbitrage-instituten, en wat mij betreft ook overheidsgerechten) dan (meer) aan productontwikkeling doen. Op dat gebied lijkt minder te verwachten te zijn van het ministerie van Veiligheid en Justitie dan van bijvoorbeeld Economische Zaken, Financiën of van lokale overheden.
Het Rolls Building in hartje Londen, dat in oktober 2011 opnieuw werd geopend, kan prikkelen tot zowel jaloezie als inspiratie. De Britse overheid stak er 300 miljoen pond in om daarvan ‘the biggest dedicated business court of the world’ te maken. Daartoe biedt het ook onderdak aan mediation en arbitrage. Troeven: sophisticated en hightech faciliteiten en professionele excellentie in alle onderdelen van de dienstverlening. In de helft van alle zaken is geen van de partijen UK-based. In Nederland kan dit Britse voorbeeld niet zomaar gekopieerd worden, maar er zijn mogelijkheden voor het verder ontwikkelen van een markt voor internationale geschillenbeslechting. Onder meer het NAI kan er goede voorbeelden van laten zien.
Zo moeten partijen uit grote jurisdicties soms het recht van een ‘neutrale’ jurisdictie overeenkomen om een onderhandelingsimpasse te doorbreken. De keuze voor Nederlands recht kan daarbij aantrekkelijker worden gemaakt door te laten zien dat we hier ernst maken met de adequate behandeling van internationale disputen. En dat onze procesvoering een betere prijs-kwaliteitverhouding kent dan het bewerkelijke en daardoor peperdure Angelsaksische model. Waarom zetten we op Schiphol niet een Dutch International Dispute Resolution Center neer, met een nevenzittingsplaats van de Rechtbank Haarlem (met voor de gelegenheid benoemde rechters-plaatsvervanger die in het Engels kunnen [laten] procederen) en waar ook mediations en arbitrages kunnen worden behandeld?
Jan Loorbach