SGP-senator Gerrit Holdijk zal het voorstel ter verhoging van de griffierechten tegenhouden als het in zijn huidige vorm de Eerste Kamer bereikt. Maar principieel tegen een verhoging van de eigen bijdrage is hij niet. ‘Gezien de tarieven in de advocatuur kun je moeilijk roepen dat recht goedkoop moet zijn.’
‘Ik ben heel benieuwd of de Tweede Kamer nog kans ziet fundamentele veranderingen in dit voorstel aan te brengen,’ zei de bedachtzame Holdijk twee weken geleden in het televisieprogramma Nieuwsuur. ‘Met het voorstel dat er nu ligt, kan ik zonder meer níét akkoord gaan.’ Holdijk deed zijn uitspraak op de dag dat het wetsvoorstel in de Kamer besproken zou worden. Op verzoek van de coalitiepartijen werd de behandeling plotseling uitgesteld, waarmee de invoering van een nieuw stelsel per 1 juli voorlopig van de baan lijkt.
Te weinig afweging
Voortekenen waren er al: in februari onderschreef Holdijk de motie die Pia Lokin-Sassen (CDA) indiende naar aanleiding van de lauwe kabinetsreactie op het rapport van de Staatscommissie Grondwet. In deze motie, die met algemene stemmen werd aangenomen, roept de senaat het kabinet op om mede gelet op ‘de voorstellen tot kostendekkende griffierechten een artikel in de Grondwet op te nemen, waarbij een algemeen recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke rechter wordt opgenomen’.
Het grootste bezwaar van Holdijk tegen het huidige voorstel is dat het puur uit bezuinigingsmotieven is geboren. ‘Het is te weinig afgewogen. Voor een aantal typen zaken en inkomenscategorieën worden naar mijn idee te forse drempels opgeworpen.’ Holdijk noemt de voorgestelde tarieven in het bestuursrecht, een rechtsgebied waar hij in zijn loopbaan als zelfstandig juridisch adviseur vaak mee te maken heeft gehad. Hij bedrijft dan ook geen partijpolitiek, zegt Holdijk. Maar het knelt met zijn rechtsstatelijk geweten dat de overheid zich via de heffing van griffierechten een ‘veilige vluchthaven’ zou trachten te verschaffen. ‘Als op een overheidsbesluit gerechtvaardigde kritiek van welke aard dan ook mogelijk is, moet die overheid geen dusdanig hoge financiële drempels opleggen dat mensen zeggen: “Ik begin er niet aan.” Het is te simpel voor de overheid om de toegang tot een proces tegen diezelfde overheid op die manier maar van zich af te werpen. En ook de schijn dat dat het geval zou zijn dient zij te vermijden.’
Hand in eigen boezem
Dat gezegd hebbende, ziet Holdijk toch geen ‘heel harde rechtsstatelijke argumenten’ om te zeggen dat er helemaal niet door middel van hogere griffierechten bezuinigd mag worden. ‘Waarom zouden we alles verhogen en de griffierechten niet?’
Daarom vindt de noodkreet van de sociale advocatuur, dat de weg naar de rechter door de bezuinigingen op de gefinancierde rechtshulp in combinatie met hogere griffierechten voor de laagste inkomens wordt afgesneden, bij Holdijk weinig gehoor. ‘Er wordt wel op gefinancierde rechtshulp bezuinigd, maar je ziet dat het meeste toch wordt teruggedraaid ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. En gelukkig wordt er bij de toewijzing ook steeds kritischer gekeken. Dáár moet het gebeuren.’
Problemen zullen zich voordoen bij de personen en bedrijven die net niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking komen. Daar mag de advocatuur de hand in eigen boezem steken. ‘Als ik de tarieven van advocaten van vijfentwintig jaar geleden vergelijk met nu, kun je toch niet altijd roepen dat recht goedkoop moet zijn? Ik vind de tarieven in de advocatuur over het algemeen buitengewoon fors. Ook dat betrekken mensen in hun kosten-batenanalyse. De advocaten die zaken echt pro Deo deden zijn inmiddels allemaal gestorven en ik heb nog geen nieuwe gezien.’ Het wetsvoorstel staat overigens eind mei alweer ingepland.
Tatiana Scheltema