Op 8 december 1982 werden in Paramaribo vijftien critici van het militair regime onder leiding van Desi Bouterse zonder enige vorm van proces geëxecuteerd. Onder de slachtoffers waren de advocaten John Baboeram, Kenneth Gonçalves en Harold Riedewald, de deken van de Orde van Advocaten. Van 1980 tot 1987 volgde een militaire dictatuur; waarna tot en met 1995 het bevel van het Nationaal Leger gevoerd werd door verdachten en/of medeplichtigen aan ofwel de Decembermoorden ofwel de Moiwana slachting, waarbij in 1986 ongeveer vijftig dorpelingen werden vermoord. Van 1996 tot 2000 is het land geregeerd door de Nationale Democratische Partij van hoofdverdachte Bouterse. Op 4 april 2012 nam De Nationale Assemblee van Suriname een wet aan die amnestie beoogt te verlenen voor onder andere de massamoord van 8 december 1982. Volgens de Memorie van Toelichting dient deze wet voor de broodnodige rust te zorgen.

Als Surinamer roept de amnestiewet voor mij maar één soort rust op: de rust die weerklinkt in de stilte van een mortuarium vol verminkte lichamen of de smeulende assen van een boslandcreools dorp waar de met kogels doorzeefde lichamen van zwangere vrouwen, kinderen en bejaarden de grond bedekken.

Als advocaat sluit ik mij aan bij de geschokte reacties vanuit de Surinaamse advocatuur. Enkele dagen na de indiening van het initiatief wetsvoorstel zei de deken van de Orde van Advocaten op persoonlijke titel: ‘Morgen komt er een eind aan de rechtsstaat Suriname’.

Het is een zorgwekkende ontwikkeling dat zowel Bouterse in zijn functie als president als de initiatiefnemers van het wetsvoorstel als Assembleeleden de rechterlijke macht van partijdigheid en politieke willekeur beschuldigd hebben in de aanloop naar de stemming over de amnestiewet. Onder deze omstandigheden en met deze voorbeelden is het niet verwonderlijk dat we veranderen in een maatschappij waar het mogelijk is dat de minister van Justitie in de Nationale Assemblee leden van de oppositie openlijk met geweld bedreigt.

Het argument dat de huidige oppositie dertig jaar de tijd zou hebben gehad om aan veroordeling te werken is bezijden de waarheid. Ter vergelijking, het proces tegen Pinochet ging negentien jaar na zijn aftreden en 36 jaar na zijn eerste vermeende misdaden van start. Tijdens de verkiezingen van 2010 gaven initiatiefnemers van het amnestiewetsvoorstel aan dat het Decemberproces doorgang moest vinden. Nu wordt door diezelfde personen beweerd dat de verkiezingen beschouwd moesten worden als een referendum over amnestie, terwijl dat onderwerp gedurende de campagne nooit ter sprake gekomen is. Sterker nog, er werd juist luidkeels beloofd dat het oordeel van de Krijgsraad gerespecteerd zou worden.

De Surinaamse rechtsstaat zoals die voorheen bestond, valt niet meer te redden. Hoop op herstel en een nieuw begin is er wel, nu het volk van Suriname zich in groten getale tegen de amnestiewet heeft uitgesproken. Dat vereist een fundamentele koerswijziging. Ten eerste dient onmiddellijk overgegaan te worden tot het terugdraaien van alle amnestiewetten. (De eerste – voor strafbare feiten gepleegd in het kader van de staatsgreep van 1980 – werd aangenomen onder de geweldsdreiging en in aanwezigheid van militairen die minder dan twee jaar tevoren bewezen hadden hun volautomatische vuurwapens niet voor niets te dragen; amnestiewet nummer 2 kwam tot stand onder de druk van een gewapend conflict en werd onlangs gewijzigd door discipelen van de (hoofd)verdachte zelf.

Ten tweede dient bij Grondwet vastgelegd te worden dat personen die in binnen- of buitenland veroordeeld zijn of in staat van beschuldiging gesteld zijn voor misdrijven met maximum vrijheidsstraffen van meer dan vier jaar niet in aanmerking kunnen komen voor het ambt van president, vicepresident, minister of assembleelid.

Ten derde dient het Constitutioneel Hof dat grondwettelijk deel uitmaakt van het staatsbestel bemand te worden en een actieve rol te gaan spelen in de waarborg tegen volksbevliegingen en volkswaan. Het is tijd voor Suriname hieraan te gaan werken om daarmee de rechtsstaat nieuw leven in te blazen.

Als Surinamer roept de amnestiewet voor mij maar één soort rust op: de rust die weerklinkt in de stilte van een mortuarium vol verminkte lichamen.

 

Antoon Karg

Download artikel als PDF

Advertentie