Haatmails, bedreigingen, schofferingen en onbegrip: ze bedreigen het goede humeur en de positie van de strafrechtadvocaat die deze volkswil trotseert. En populistische tendensen worden omgezet in beleid. ‘Een repressief systeem haalt het optimisme uit de samenleving.’
Volgens mediamagnaat John de Mol leven we in Nederland ‘in de omgekeerde wereld’ want daders krijgen meer aandacht, meer mogelijkheden en betere zorg dan slachtoffers in het strafproces. De strafzaak tegen Robert M., hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak, is daarvan volgens hem een ‘extreem mooi’ voorbeeld: ‘Je zou bijna zeggen dat de doodstraf weer ingevoerd zou moeten worden voor dit soort mensen. Het zou betekenen dat er eindelijk eens rekening wordt gehouden met emoties van slachtoffers,’ zei De Mol op 17 maart in het RTL-programma Dit was het Nieuws. Het leverde hem een spontaan applaus van het studiopubliek op.
Bezinning
Populistische tendensen rukken op in het strafrecht. Minimumstraffen, herziening ten nadele, versterking van de rol van het slachtoffer in het strafproces maar ook versterkt toezicht op de advocatuur: vrijwel alle wetsvoorstellen die deze kabinetsperiode door het parlement worden geloodst ademen de geest van primaire emoties als wantrouwen, wraak en vergelding.
‘Er worden voortdurend gemakkelijke oplossingen voorgesteld die ten koste gaan van het in het strafrecht zo belangrijke evenwicht,’ zegt Stijn Franken, strafpleiter in Amsterdam en hoogleraar Straf(proces)recht aan de Universiteit Utrecht. ‘Als het een keer mis gaat bij de schorsing van de voorlopige hechtenis van Saban B. komt er meteen een wetsvoorstel om de beslissing over de voorlopige hechtenis bij de rechter weg te halen. De wetgever denkt aan de hand van incidenten de wetgeving te moeten aanpassen, waardoor er meer mogelijkheden voor politie en justitie zouden zijn om fouten te herstellen – of wat dan ook. Maar de bezinning ontbreekt. Het Wetboek van Strafvordering dateert uit 1926. Destijds is goed nagedacht over hoe je uiteenlopende belangen met elkaar in vereniging kunt brengen, en over hoe je die belangen met elkaar kunt verzoenen. Die zorgvuldige afweging gaat nu verloren.’
Al in de beeldvorming rond verdachten gaat het mis. Verdachten worden gedemoniseerd. Franken: ‘Media spelen een belangrijke rol. Je zag het bij Lucia de Berk [Franken stond haar bij in hoger beroep]: jarenlang werd ze neergezet als de eerste Nederlandse seriemoordenaar, die op heel geraffineerde wijze in het ziekenhuis allerlei mensen van het leven had beroofd. Vervolgens wordt het heel lastig om je van dat beeld los te weken en te zorgen dat zuiver op basis van feiten wordt beoordeeld of iemand iets heeft gedaan, ja of nee.’ Bij De Berk was dat, zoals bekend, in eerste, tweede en zelfs derde instantie niet gelukt. ‘Pas heel langzaam is dat beeld gekanteld en hebben we kunnen uitleggen hoe belangrijk het is dat mensen onverkort aan de kant van de verdachte staan omdat soms ook blijkt dat mensen onterecht worden aangeklaagd, maar ook waarom hetzelfde geldt voor mensen die wél iets vreselijks hebben gedaan.’
Hou je mond!
Vooral het feit dat de verpleegkundige werd verdacht van de moord op hele jonge babies bracht de gemoederen in beweging – net als bij Robert M. Diens advocaten, Wim Anker en Tjalling van der Goot waren heus wel wat gewend, als het gaat om scheldpartijen vanuit de onderbuik op sites als GeenStijl en de Telegraaf. ‘Maar deze keer is echt alles anders,’ zegt Van der Goot. In de anderhalf jaar dat het kantoor M. bijstaat kregen ze ruim vierduizend hatemails, die Van der Goot overigens liever niet leest: hij heeft geen behoefte aan ‘zelfkwelling.’
‘Wij moeten bij deze zaak méér uitleggen dan ooit. Bij de meest vreselijke moorden of andere enge zedendelicten hoefden wij dat nooit te doen. Nu moeten wij publiekelijk uitleggen wat onze positie, onze rol is: dat wij als verdediging niet zijn aangesteld om de daden van onze cliënt recht te praten, te bagatelliseren, of te supporten waarvan hij wordt verdacht. Maar dat we er puur zijn om op te komen voor zijn belangen, voor het bewaken van het proces. Ik heb het idee dat ik zelf in het beklaagdenbankje zit. Het is absurd dat er weer om de doodstraf wordt geroepen, maar het geeft ook aan dat men vindt dat iedereen recht heeft op een goede verdediging, minus één. En dat is Robert M.’
Iedereen mag van Van der Goot zijn mening geven – het is een vrij land. Maar mensen van ‘enig statuur’, zoals John de Mol, zouden beter moeten weten. Van der Goot: ‘Je hebt toch een bepaalde positie in de maatschappij. Dat geldt ook voor bepaalde commentatoren en hoofdredacteuren, die reageerden op ons standpunt dat het spreekrecht voor de ouders van de slachtoffers nog niet in de wet is geregeld. De Telegraaf schreef in een hoofdredactioneel artikel dat “de rechtsstaat ermee is gediend dat uitschot van dit niveau levenslang uit het publieke domein wordt geweerd”. Met andere woorden: advocaten, hou je mond, je mag hier je werk niet doen. Die mensen snappen dus ook niet wat wij doen. Dat gaat van hoog tot laag, wel of niet gestudeerd: men neemt ons persoonlijk kwalijk dat wij opkomen voor de belangen van de verdachte. De belangen van de ouders moeten alle ruimte krijgen, en daarom mag jij je werk als advocaat niet goed doen.’
Een piek in de hatemail-curve ontstond dan ook toen Anker en Van der Goot de rechtbank wraakten – voor Van der Goot trouwens de eerste keer in zijn achttienjarige carrière als advocaat. M. en zijn advocaten achtten de rechtbank vooringenomen vanwege het toekennen van het spreekrecht aan de ouders van de kinderen terwijl de Hoge Raad een week eerder een arrest had gewezen met de strekking dat dit recht nog niet gold.
Verdachte wordt meer dader
Of dat arrest de rechtbank van het toekennen van spreekrecht had moeten weerhouden, en het wél toekennen een degelijke grond voor wraking was, is juridisch betwistbaar – in dit geval werd het wrakingsverzoek afgewezen. Maar wat je als advocaat níet kunt doen, is roepen dat de rechter het spreekrecht wel móet toekennen aan de ouders om hen niet onnodig te ‘hertraumatiseren,’ vindt de Amsterdamse strafpleiter Peter Plasman. ‘Dat is echt morele chantage. Eigenlijk zeg je dan: “rechter, u mag niet volgens het recht beslissen, u moet beslissen vanuit de gedachte: ik mag de ouders niet hertraumatiseren.” Dan wek je dus minimaal de suggestie dat dit het soort argument is dat je als advocaat moet gebruiken. Dat je met emotionele, niet-juridische argumenten kunt komen.’
Plasman vindt het ‘absoluut verkeerd’ dat Richard Korver, advocaat van de ouders van de kinderen, de rechter op die manier heeft proberen te beïnvloeden. ‘Er ontstaat bij het publiek een verwrongen beeld van wat relevant is bij de beslissing van de rechter. Dat schaadt hoe dan ook het aanzien van de rechtspraak. Je zegt eigenlijk: ons strafproces deugt niet, want het houdt geen rekening met de slachtoffers. Maar daar is het qua systematiek van oudsher ook helemaal niet voor bedoeld.’
Plasman is nadrukkelijk niet tegen de versterking van de positie van slachtoffers in het proces. Zo juicht hij het experiment ‘Mediation in strafrecht’ van de rechtbank Amsterdam toe, waarin eerst wordt beslist over het bewijs, en dan pas het slachtoffer aan het woord komt. ‘Er zijn allerlei argumenten te bedenken waarom slachtoffers een goede, sterke rol zouden moeten hebben. Maar het basisprobleem is dat het nu allemaal wordt afgezet tégen de verdachte. Ik vind het niet goed dat een slachtoffer zomaar los zou kunnen gaan tegen de verdachte. En dat gebeurt. Rechters worden daar ook steeds ruimhartiger in als het gaat om het spreekrecht. Eigenlijk mag het nu alleen maar gaan over de gevolgen van de daad voor henzelf, maar je hoort slachtoffers steeds vaker praten over het bewijs of reageren op wat de verdachte heeft gezegd. Dat wringt heel erg. Want of de verdachte de dader is, blijkt pas aan het eind van de rit. En zo gauw het slachtoffer meer ruimte krijgt, wordt de verdachte ook méér dader.’
Korver laat weten in een reactie: ‘Als er nu íets populistisch is, is het om mijn pleidooi over het spreekrecht dit ene argument eruit te halen. Terwijl ik talloze juridische argumenten heb aangedragen om het juridisch goed te onderbouwen. Kijk maar op mijn website.’
Permanent slachtoffer
Een van de schrijnendste effecten van de populistische tendenzen is dat het volwassenstrafrecht steeds vaker op kinderen wordt toegepast, zegt Wouter Veraart, hoogleraar Rechtsfilosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. ‘Het typeert de neiging om mensen die crimineel gedrag vertonen uit te sluiten van de samenleving,’ zegt Veraart. ‘Het idee dat repressie helpt, zelfs bij jonge mensen, is echt onzin. Als je érgens iets kunt bereiken met een softe benadering is het daar. Maar de angst voor misdadigers is kennelijk zo groot, dat we niet eens meer bereid zijn om jeugdige delinquenten van volwassenen te scheiden.’
Nederland is zo langzamerhand een extreem wraakzuchtig land geworden, verzucht Veraart. ‘Het is vergelden om het vergelden, een soort Singapore-idee: hoe strenger je straft, hoe minder het gebeurt. Maar voor veel delicten is dat gewoon niet zo. En met de versoberde regimes in de gevangenissen wordt natuurlijk veel nieuwe criminaliteit voorbereid. Wat moet je verder doen?’
Veraart verzet zich tegen de verheerlijking van de slachtofferrol in de samenleving. ‘Die is in onze cultuur steeds belangrijker geworden, het permanente slachtofferschap is geen taboe meer. Vroeger was ons rechtsstelsel erop gericht om mensen van hun slachtofferschap af te helpen. Je kon een schadevergoeding eisen, de misdaad werd gestraft, je kon verder met je leven. Maar nu heb je politieke partijen die dat slachtofferschap heel serieus nemen. Henk en Ingrid zijn permanent slachtoffer van allerlei onrecht, van zaken waar ze geen greep op hebben. We accepteren dat kennelijk: dat ze zich zo manifesteren en eisen dat die gevoelens van slachtofferschap worden geëerbiedigd.’
‘Why not?’
Oók door de rechter. ‘De publieke opinie is langzamerhand zo oppermachtig, dat je daar als rechter wel enigszins rekening mee moet houden,’ zegt Peter Kop, rechtshistoricus en oud-raadsheer bij de Hoge Raad. ‘Dat heeft Bauduin, de rechter van Robert M., wel op een hele rustige manier gedaan.’ Maar of toekenning van het spreekrecht aan slachtoffers veel zal toevoegen aan het proces is de vraag. ‘Ik ben tijdenlang ook strafrechter geweest. En als de stemming in de zaal ernaar was – wat overigens niet veel gebeurde – gaf je automatisch al het woord aan het slachtoffer. Dat is een kwestie van aanvoelen van de zaal, de casus, en de verdachte. Ik heb ook meegemaakt dat ik dacht: dat moet ik vooral níet doen, dan wordt het te emotioneel; deze inbreng kun je ook in het dossier lezen en heeft geen toegevoegde waarde. Maar soms denk je: why not?’
Het moet alleen geen ‘dogma’ worden, vindt Kop. ‘Het is niet voor niets dat de verdachte wordt bijgestaan door een advocaat. Het slachtoffer zou ook een advocaat moeten hebben, dat gebeurt nu al voortdurend. Maar je moet erop rekenen dat je de behandelingstijd verdubbelt. En wat voegt het toe? Verzoening misschien. Maar wij zijn geen psychologisch bedrijf, en dat moet het strafrecht vooral ook niet worden. Dat is een andere tak van sport.’
Maar dat het spreekrecht voor slachtoffers wordt uitgebreid staat wel vast. Het punt is alleen dat je slachtoffers niet helpt door repressiever te straffen of door ze teveel in hun slachtofferschap te bevestigen, zegt Veraart. ‘Een uiterst repressief rechtssysteem bemoeilijkt dat mensen elkaar kunnen vergeven, zeker bij een definitieve straf als levenslang. Want je ontneemt de dader de mogelijkheid om aan een nieuw leven te beginnen. Je kunt nog zeggen: dat verdient hij ook niet. Maar voor het slachtoffer wordt het ook moeilijker om iemand die vastzit te vergeven, de dader heeft niks aan de vergeving want hij zit vast.’
‘We gaan weer verder’
‘Dus strafrecht dat disproportioneel straft, dat zegt dat je heel erg en heel lang boos moet zijn, schiet zijn doel voorbij in een samenleving waar we ook de mogelijkheid moeten hebben elkaar te ontslaan van datgene wat we gedaan hebben. Het staat in de weg van de verzoenende kant van het leven waarbij je zegt: het was vreselijk, maar we gaan weer verder.
Een repressief systeem wakkert de gevoelens aan die het nodig heeft om zichzelf te legitimeren. Het is een vicieuze cirkel: elke strafverzwaring leidt tot de volgende, het is nooit erg genoeg. Ook de doodstraf niet. Maar als je daar gehoor aan geeft, in wat voor wereld kom je dan terecht? Want je moet niet alleen maar in verleden kijken, je moet ook in positieve zin naar de toekomst kunnen kijken. En dat kan niet als je alleen maar kijkt naar hoe je mensen kan straffen voor het verleden. Het leidt vooral tot een heel pessimistische kijk op het leven.’
De slotsom: het vergt civil courage om in zo’n systeem te pleiten voor lichtere straffen.
Tatiana Scheltema