De echtgenote van de Hoornse marktmeester Markus is al een eeuw dood, maar de figuur van de voorwaardelijke opzet is nog springlevend. Een verhaal over de achtergronden, de locaties en de motieven van het mijlpaalarrest.
Het begint allemaal in Hoorn, in 1910. Aan de Grote Noord 14 te Hoorn, nog steeds een drukke winkelstraat, woonde ‘den verdachte J.J.B.’. Het is de man die een jaar later voor moord werd veroordeeld gemeenteambtenaar Johannes Jacobus Beek.
Beek is niet zonder antecedenten: in 1899 was hij al eens ontslagen, omdat hij met waaggelden had geknoeid. Toch wordt Beek een paar jaar later opnieuw als gemeentebode aangesteld en wordt hij belast met de inning van de marktgelden. Dat blijkt niet zo verstandig: hij kan de verleiding niet weerstaan en kort voor de jaarlijkse kermis van 1907 drukt hij 135 gulden aan stageld achterover – ontvangen voor plaatsing van een oliebollenkraam, een draaimolen en een luchtschommel. Zijn collega-marktmeester Willem Markus komt erachter en luidt de klok. Beek wordt opnieuw ontslagen.
Beek is woedend. Markus had hem toegezegd dat hij over de zaak zou zwijgen, zolang Beek het geld maar zou terugbetalen. En hoewel Beek uiteindelijk over de brug kwam, gaf Markus hem toch aan. Beek raakt financieel aan lagerwal en is suïcidaal (een poging zich op zolder op te hangen mislukt, terwijl ook een verdrinkingspoging strandt). Hij zint ruim drie jaar lang op wraak. Dan – naar eigen zeggen door het lezen van slechte romannetjes – komt hij op het idee de markmeester te vergiftigen. Beeks zwager koopt in de lente van 1910 het rattenkruit bij een drogisterij op het Kerkplein 32 in Hoorn. Beek gaat goed voorbereid te werk: hij test het spul op ratten en het werkt.
‘Dan is u er nog en ik ook’
Op woensdag 28 september 1910 loopt Beek – dan 63 jaar oud – de zes kilometer naar Scharwoude Avenhoorn om de trein te nemen naar Haarlem. Daar, aan de Groote Houtstraat 173, koopt hij zijn Hoornse taart. De bakkerij van Francois Hellingman is in 1910 net geopend en de Hoornse taart is één van de eerste taarten die de bakker verkocht. De verkoop van de beruchte taart heeft de reputatie blijkbaar niet geschaad, want op het adres is nog steeds dezelfde bakker (Michel Patisserie en Chocolaterie) gevestigd.
Beek bestelt een gelaagde taart (van een gulden) en zegt er nadrukkelijk bij dat de taart open moet kunnen omdat hij er nog wat tussen moet doen. Dat was in die tijd geen abnormaal verzoek: het was gebruikelijk om een klein cadeautje in de taart te stoppen. De bakker laat Beek bij het meenemen van de taart nog even zien hoe hij de taart het best kon openmaken.
Het is onbewolkt, bijna twintig graden en in de tuin van een café in Haarlem – de tapperij van Jan Kooij aan het Houtplein nummer 29 – drinkt Beek een borrel (en nog één) en doet hij het rattenkruit ‘gelijkmatig strooiend’ tussen de twee helften van de taart. Het is genoeg om twaalf mensen te vellen.
Hij schrijft ook een begeleidend briefje. Met zijn linkerhand en in verdraaide letters feliciteert hij – volgens de ondertekening ‘een oude kermisreiziger’ – de marktmeester met zijn verjaardag: ‘Ik ben zoo vrij U een klein presentje te zenden. Eet u dit maar lekker op en laat het niet oudbakken worden.’ Aan het eind van het briefje schrijft Beek alias ‘de oude kermisreiziger’: ‘Ik hoop dit een ander jaar nog eens te doen dan is u er nog en ik ook.’ Die wens komt onverwacht en tegen de zin van Beek uit.
Beek vertrekt aan het eind van de middag naar Amsterdam en levert de taart onder opgave van een valse naam ter verdere bezorging af bij Van Gend & Loos op de Dam. Hij loopt nog wat rond – ‘in donker colbertpak en fantasiehoed’, volgens een getuige – en neemt om een uur of tien de trein terug naar Hoorn. Wat er op de terugweg door zijn hoofd spookt, zal hem later opbreken.
Iets tegen taarten
Op donderdag 29 september 1910 wordt marktmeester Willem Markus 84 jaar. De taart wordt bezorgd aan Grote Oost 75 te Hoorn en het 15-jarige dienstmeisje Grietje Appelman neemt verbaasd de taart in ontvangst. Ze helpt mevrouw met het uitpakken van het gebak: de vrouw van de marktmeester heeft zoveel trek, dat het bijbehorende briefje nauwelijks wordt gelezen.
Zelf laat Markus de giftaart aan zich voorbij gaan. De taart van het jaar ervoor was namelijk niet zo goed gevallen en Markus had sindsdien iets tegen taarten. Des te meer gebak voor de rest van de familie. De taart van 1910 ziet er immers ‘smakelijk genoeg’ uit en de vrouw van de marktmeester, Maria Markus-Musman, ‘eet flink van den taart’. Ook Grietje Appelman neemt een klein stukje.
De kwade gevolgen van het rattenkruit zijn direct merkbaar. Mevrouw Markus braakt, poept en sterft een paar uur later, om halfdrie ’s nachts. Haar maaginhoud bevat dan nog ruim drie gram arsenicum: genoeg om een iemand van honderd kilo om te brengen.
Ook Grietje Appelman lijdt verschrikkelijke pijnen. Zij verkeert dagenlang in levensgevaar, krijgt zelfs het Sacrament der Stervenden toegediend, maar overleeft. Pas een maand later komt ze het bed van haar opoe uit. Ze herstelt volledig, krijgt acht kinderen, en wordt 88 jaar oud, maar de gebeurtenis heeft een diepe indruk achtergelaten. ‘Bij ons kwam nooit een taart op tafel’, vertelt haar inmiddels bejaarde zoon. ‘En als ze over de zaak vertelde, en over mevrouw Markus, dan werd ze zelfs jaren later nog emotioneel’.
‘Vreemde houding’
Op 3 oktober 1910 wordt mevrouw Markus onder grote belangstelling begraven – zelfs moordenaar Beek zou aanwezig zijn, zo gaat later het gerucht. Burgemeester De Joncheere houdt een toespraak. Markus volgt luid wenend de baar en strooit bloemen op het graf van zijn vrouw. ‘Geheel Hoorn is begaan met het treurige lot van den algemeen geachten heer Markus, die op zoo’n verschrikkelijke wijze z’n meer dan 80-jarige echtgenoote moest verliezen’, staat er in de krant. Waar mevrouw Markus begraven is, en of het graf nu nog bestaat, is onbekend.
Beek wordt op diezelfde dag gearresteerd. Hij is de plaatselijke politie opgevallen door ‘zijn vreemde houding’, terwijl ook een stadgenoot de politie had geïnformeerd over Beeks langgekoesterde wrok jegens Markus. Beek komt vrijwillig uit het achterhuis van zijn woning, verzet zich niet tegen zijn arrestatie, en legt de dag erop, na ‘een kruisvuur van vragen’, een volledige bekentenis af. De Hoornse inspecteur van politie krijgt van de burgemeester een gratificatie vanwege zijn ijver en tactvol optreden. Beek wordt afgevoerd naar Alkmaar.
De stad loopt uit. Er staat een boze mensenmassa voor het station van Hoorn te wachten. Tevergeefs, want Beek wordt per rijtuig – de blauwe politie-BMW van destijds – naar Bobeldijk gebracht om vandaaruit per trein verder te reizen. Meer dan honderd fietsers rijden vervolgens met het rijtuig mee. Bij het station in Bobeldijk verzamelen zich nog meer mensen en de sfeer is vijandig. De politie weet te voorkomen dat toeschouwers Beek te lijf gaan.
Geweten, begrepen en verwacht
Op 29 november 1910 begint voor de Rechtbank Alkmaar het proces tegen Beek. Als hij aan de arm door een veldwachter wordt binnengeleid, gaat er op de publieke tribune een gemompel op. ‘Den beklaagde is een klein, gebogen mannetje aan wien men de zware misdaad welke hij heeft begaan niet zou toeschrijven’, aldus de rechtbankverslaggever van de krant.
Vraag is of Beek kan worden veroordeeld voor moord op de vrouw van de marktmeester, zoals de officier van justitie eist. Moord betekent immers dat er opzettelijk en met voorbedachten rade is gehandeld. Beek ontkent dat. Hij zegt dat zijn opzet alleen was om Markus zelf te doden, en niet zijn echtgenote. Dat zij uiteindelijk stierf was dan ook niet meer dan dood door schuld, bepleit Beeks toegevoegde advocaat, mr. Dorbeck.
De Alkmaarse rechtbankpresident Van Tienhoven legt Beek het vuur aan de schenen. Hij vraagt Beek of hij er niet aan gedacht had dat meerdere mensen van de taart zouden kunnen eten. Beeks ontkenning gaat er bij de president niet in.
President: ‘Dat ligt toch voor de hand!’
Beek: ‘Ja, ik heb er wel aan gedacht, maar te laat.’
President: ‘Dus u hebt geweten, begrepen, en verwacht, dat ook anderen zouden kunnen worden gedood?’
Beek: ‘Ja.’
President: ‘Was dus uw haat tegen en begeerte om Markus te doden zoo dat u desnoods er nog andere menschen aan zoudt wagen?’
Beek: ‘Neen.’
President: ‘Heeft u iets gedaan om te voorkomen dat anderen van de taart zouden eten?’
Beek: ‘Neen.’
Als Beek door twee veldwachters de zittingszaal wordt uitgeleid is hij ‘oogenschijnlijk onaangedaan’.
Twee weken later – er worden in die tijd het nu ondenkbare aantal van dertien getuigen en vier deskundigen gehoord – acht de rechtbank moord op mevrouw Markus en poging tot moord op Grietje Appelman niet bewezen. Beek wordt voor doodslag en poging tot moord op marktmeester Markus tot een gevangenisstraf van vijftien jaar veroordeeld.
In hoger beroep blijft dat oordeel niet overeind. Beek wist immers dat Markus getrouwd was en samenwoonde aan de Grote Oost, zo stelt het Amsterdamse gerechtshof vast. Bovendien had Beek in de trein vanuit Amsterdam terug naar Hoorn bedacht dat mevrouw Markus, ‘die in haar echtelijke woning veel in te brengen had’, de volgende dag wel van de taart zou eten. Toch had Beek niks gedaan om dat te voorkomen. Daarmee stond vast dat Beek, die wist dat het eten van de taart dodelijk zou zijn, niet alleen de marktmeester wilde vermoorden, maar ‘de dood dier vrouw […] tevens heeft gewild’. Moord op mevrouw Markus en poging tot moord op de marktmeester zelf wordt dan ook bewezen verklaard en Beek krijgt levenslang. Zijn cassatieberoep wordt door de Hoge Raad op 19 juni 1911 verworpen.
Lang leve
Het arrest van de Hoge Raad – in inkt, handgeschreven – rust tegenwoordig in het Nationaal Archief, weggestopt in een dikke bundel tussen andere arresten uit het tweede kwartaal van 1911. De hoofdrolspelers uit het arrest zijn er niet meer. Johannes Jacobus Beek overleed in 1918 in de gevangenis te Leeuwarden. Marktmeester Markus overleefde hem en stierf het jaar erop, 93 jaar oud. Grietje Appelman leefde tot 1984. Maar de voorwaardelijke opzet leeft voort en de Hoornse Taart is dagelijkse kost in college- en in rechtbanken. Lang leve de Hoornse taart.
Zelf doen
Koop ’s ochtends een taartje bij Michel Patisserie op de Grote Houtstraat 173 in Haarlem (hier kocht Beek de taart), ga naar de fotowinkel op Houtplein 29 (hier deed Beek het rattenkruit in de taart); koop daar iets. Neem dan de trein naar Amsterdam. Ga geld pinnen bij het bankfiliaal van de ABN-AMRO op Dam 2 (hier leverde Beek de taart af bij Van Gend & Loos voor verzending). Neem de trein naar Hoorn. Overdenk uw zonden tijdens de treinreis. Eet een croissantje op Kerkplein 32 bij croissanterie La Marquise (hier was de drogisterij waar de nietsvermoedende zwager van Beek het uiterst effectieve rattengif kocht). Loop verder naar Grote Oost 75 (woonhuis Markus, plaats delict). Sluit de dag af met een taartje bij het Engels theehuis Gumbleton’s, aan de Grote Noord 14 in Hoorn, het huis waar gifmenger J.J. Beek woonde.
Lied
’t Vergift dat kruipt door vleesch en bloed,
De vrouw die krimpt ineen.
En Markus weet niet wat hij moet,
Vliegt naar een dokter heen.
De dokter komt en zegt vol drift,
Hier is een moord begaan.
De vrouw die sterft aan zwaar vergift, (bis)
’t Is gauw met haar gedaan (bis).
Dit lied verscheen een jaar na de moord en was bedoeld om mee te zingen op de Hoornse kermis.
Jacco Snoeijer en Cees Nierop1
Noot
1. Jacco Snoeijer is RAIO bij de Rechtbank Den Haag, Cees Nierop is advocaat bij Jebbink Soeteman Advocaten te Amsterdam, hij komt uit Hoorn. De auteurs bedanken Jan de Bruin van het Westfries Archief voor zijn hulp.