Een kantoor waar de advocaten niet langer hun ‘eigen’ kamer hebben: is dat nog wel een kantoor? De meeste advocaten vinden dat nu nog iets onvoorstelbaars. Iedereen heeft liefst toch gewoon zijn eigen kamer of – als het moet – kamertje. Met de foto’s van de kinderen op het bureau en een attribuut van de favoriete hobby.
Bij recente grootschalige verhuizingen naar moderne panden zijn de afmetingen van de kamers vaak wat afgenmen en heeft men een eind gemaakt aan het individuele meubilair van de partners, maar verder is er niet veel veranderd.
Persoonlijk kan ik daar wel inkomen. Als je een zo groot deel van je leven op die plek mag (moet) doorbrengen, dan kun je het daar maar beter zo prettig mogelijk maken. Het heeft charme, biedt ruimte voor allure maar praktisch is het niet. Dat merk je bijvoorbeeld bij verschuivingen binnen kantoor of bij het vertrek van partners.
Bij het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn ze allang te groot om nog stil te staan bij individuele wensen en verlangens. Onderzoek toont aan dat een kamer gemiddeld nog geen kwart van de tijd echt gebruikt wordt: de nacht natuurlijk niet, maar ook overdag is de ‘bewoner’ vaak op stap of aan het vergaderen, aan het lunchen of aan het overleggen met een collega. Zo bezien zijn het dan wel erg dure vierkante meters die daar overwegend leeg staan. Bij het ministerie moet men het daarom binnenkort zonder eigen kamer doen. In de consultancy en bij sommige verzekeraars had men die – op zich logische – stap al jaren geleden genomen.
En de kans lijkt groot dat straks ook de advocatuur die kant op moet, als de nieuwe crisis z’n tol eist. Dat heeft meteen nog een bijkomend voordeel: je hebt dan geen individuele kamers meer, maar ‘werkplekken.’ En dat maakt het weer makkelijker met flexwerkers te opereren: oproepkrachten eventueel ingehuurd van organisaties die zich daar ook nu al op richten of ‘eigen’ oproepkrachten. Steeds meer jonge juristen zien weinig in een conventionele carrière. Liever werken ze een paar maanden, om dan weer een paar maanden op reis te gaan. Of willen ze eigenlijk maar twee of drie dagen per week werken – liefst flexibel. Vroeger kon een kantoor niets met dergelijke mensen – hoe getalenteerd ze ook waren. Maar met zo’n flexibel kantoor wordt dat opeens aantrekkelijker. Meer mensen kunnen dan eventueel ook gedetacheerd worden bij cliënten – voor cliënten ook een aantrekkelijke optie.
Het kantoor wordt zo steeds meer een bijenkorf: daar regelt men de opleidingen, de digitale knowhow, de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, de marketing en een netwerk voor gespecialiseerde kennis. Maar de mensen hebben er geen eigen kamer meer en zitten er zelf nog maar in zeer beperkte mate.
Is dat aantrekkelijk? Dat is een vraag die ieder zelf moet beantwoorden. Het mist allure en charme. Maar het is wel flexibel, dynamisch en kosteneffectief.
Dolph Stuyling de Lange