Wat behelst ‘kantonrechter van hun keuze’ ook alweer?  

De Grand Old Lady van het Nederlandse recht, art. 96 Rv, is na 185 jaar nog springlevend, gezien ontwikkelingen als de e-kantonrechter en het tv-programma de Rijdende Rechter.

De regeling van art. 96 Rv geeft partijen, in alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van die partijen staan, de mogelijkheid om zich samen, vrijwillig, te wenden tot de kantonrechter van hun keuze. Het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald. De procedure wordt ingeleid met een verzoekschrift (maar leidt wel tot een vonnis.) De woorden ‘kantonrechter van hun keuze’ schept weleens verwar-ring omdat dit wordt uitgelegd als een mogelijkheid om een persoon als rechter te kiezen. Dat is niet juist. Het geeft aan dat men niet gebonden is aan de sectorcompetentie en evenmin aan de relatieve competentie.  Overigens, het staat partijen natuurlijk altijd vrij om hun keuze voor een bepaalde rechter in het verzoekschrift te vermelden. Een belronde langs enkele rechtbanken leerde mij dat men bij sommige griffies niets wilde weten van het ‘shoppen’ naar rechters maar er zijn ook rechtbanken waar men welwillend staat tegenover een dergelijk verzoek.

Een wezenskenmerk is de vrijwilligheid van partijen. Daarin verschilt het bijvoorbeeld van de recent inge-voerde wettelijke verzoekschriftprocedure uit  Rv om deelgeschillen inzake letsel- en overlijdensschade aan de rechter voor te leggen.  Partijen hebben dus een grote vrijheid om elk probleem aan de rechter voor te leggen. De enige beperking is dat het om rechtsgevolgen moeten gaan die ‘ter vrije bepaling van partijen staan,’ dus geen onderwerpen die de staat van partijen raakt (zoals bijvoorbeeld het huwelijk) of die de openbare orde betreffen. De hoofdregel is dat geen hoger beroep open staat (ex art. 333 Rv) tenzij partijen zich vooraf dit recht hebben voorbe-houden. Zij blijven dan wel gebonden aan de appelgrens van art. 332 Rv.

Dat de kantonrechter geheel zelf de wijze van procederen bepaalt, kan een groot voordeel zijn. Immers, er kan dan rekening gehouden worden met de wensen van partijen, zoals termijnen, volledige conclusiewisseling of zelfs een meervoudige behandeling.  De procedure van art. 96 Rv is dus niet alleen praktisch en snel, maar, door het lage griffierecht, ook goedkoop.
 De procedure wordt weinig gebruikt  (volgens de Raad voor de rechtspraak waren dat in 2010 voor heel Nederland slechts 44 zaken), terwijl er toch steeds meer aandacht is voor snelle alternatieve instrumenten voor het beslechten van geschillen. Een alternatief is arbitrage en bindend advies, maar dat kost doorgaans meer tijd en geld.  Ook het format van televisieprogramma de Rijdende Rechter is ontleend aan art. 96 Rv. (Maar daar blijft het bij want hij reist niet als rechter maar als ‘rijdend bindend adviseur’ door het land.)
 Binnenkort start het project van de e-kantonrechter. Dit idee is ook gebaseerd op art. 96 Rv.  Dat is een pilot waarbij de rechtbanken in Rotterdam en Den Bosch in 2013 elk driehonderd zaken gaan behandelen uitslui-tend via internet. De procedure kan door partijen in het portaal Mijn rechtspraak worden gevolgd. De uitspraak is dan binnen zes tot acht weken beschikbaar en hoger beroep is niet mogelijk. Bij succes zal dit zeker worden uitge-breid naar andere typen zaken.

De procedure ex art. 96 Rv is dus snel, praktisch en goedkoop. Hoewel weinig gebruikt, heeft het wel vaak model gestaan voor andere vormen van geschillenbeslechting. Wellicht is dat een verklaring voor het feit dat dit artikel het maar liefst al 185 jaar volhoudt.

Theo van Schagen

Download artikel als PDF

Advertentie