Promoveren naast een praktijk

Joost Nan promoveerde een halfjaar geleden op het lex certa-beginsel, ‘het meest zachte subbeginsel van het legaliteitsbeginsel.’

De cover van zijn proefschrift is bedekt met vraagtekens. Omdat vraagtekens onzekerheid uitstralen en het lex certa-beginsel juist over zekerheid gaat, legt Joost Nan uit. ‘Het beginsel houdt een gebod aan de wetgever in om duidelijke regels te stellen.’
Sinds zijn afstuderen in 2003 werkt Nan (34) als advocaat bij Gilhuis Advocaten in Dordrecht. ‘Ik begon in de algemene praktijk en ben mij zo snel mogelijk gaan specialiseren in het strafrecht, want dat is mijn grote liefde. Tegenwoordig behandel ik vooral cassatiezaken. Een heerlijke praktijk, waar je me ’s nachts voor wakker kunt maken. Hele wetsgeschiedenissen pluis ik uit. Veel informatie is tegenwoordig digitaal beschikbaar, maar lang niet alles. Ik heb weleens een hele middag in de bibliotheek gezeten tot ik in een voetnoot precies datgene vond wat ik zocht. Van zo’n moment kan ik enorm genieten. En als de Hoge Raad je argumentatie accepteert, is het helemaal geweldig.’

Nieuwe inzichten
Nan begon direct na zijn afstuderen met zijn promotieonderzoek. ‘Als buitenpromovendus heb je bij de universiteit nul komma nul faciliteiten, maar mijn kantoor is mij zeer behulpzaam geweest: vanaf het begin kreeg ik een dag studieverlof. Eeuwig dankbaar ben ik daarvoor. Ik promoveerde bij Theo de Roos, bij wie ik ook mijn scriptie had geschreven. Over mijn promotie heb ik acht jaar gedaan. Voor een buitenpromovendus is dat een vrij normale periode. Voordat ik mij op cassaties toelegde deed ik een “gewone” strafpraktijk en die laat zich moeilijk sturen. De praktijk bepaalt de agenda. Ik heb de afgelopen jaren zo’n vijftig à zestig uur per week gewerkt. Het werk aan het proefschrift voelde als een hobby, als het goed ging. Als ik iets vond, verder kwam, een nieuw inzicht kreeg. Soms was het taaie kost en dan kwam het aan op discipline.’

Woud aan regels
De keuze voor het lex certa-beginsel was niet zijn eerste, zegt Nan. ‘Ik begon met een proefschrift over koersmanipulatie, maar kwam er na een halfjaar achter dat iemand anders daar al mee bezig was. Toen ben ik overgestapt naar dit onderwerp dat ook al deel van mijn scriptie uitmaakte. Het is een mooi onderwerp dat de fundamenten van het recht raakt en waar nog geen allesomvattend onderzoek over was. Het legaliteitsbeginsel kent vier subbeginselen: het verbod van terugwerkende kracht, dat alleen geschreven recht geldt, het verbod van analogie en het gebod van duidelijke regels, het lex certa-beginsel. Het is onmogelijk om alles in een wet te vangen, dan krijg je een woud aan regels. Een wet mag volgens de heersende leer best vaag zijn; het beginsel is niet keihard. Maar de wetgever moet de noodzaak tot rechtsvinding door de Hoge Raad zo klein mogelijk maken. In beginsel moet de wetgever vooraf bepalen, en niet de rechter achteraf. Want anders loopt de verdachte achteraf tegen een uitleg van de wet aan die van tevoren niet duidelijk was.’
Lonkt Nan naar een wetenschappelijke carrière? ‘Ik sluit het niet uit, hoewel ik het als advocaat zeer naar mijn zin heb. Als ik moet kiezen zou het de wetenschap worden, denk ik. Maar kiezen hoeft gelukkig niet.’

J.S. Nan, Het lex certa-beginsel, Sdu uitgevers, Den Haag 2011, 287 p.; ISBN 978 90 123 8547 3, 49,95 euro.

Henriette van Wermeskerken

Download artikel als PDF

Advertentie