Hof van Discipline 11 juli 2011, nrs. 5979, 5980 en 6001, LJN: YA1037

Wrakingsverzoeken tegen een lid van het Hof van Discipline zijn gegrond; uit zijn vraag bleek wat het antwoord daarop volgens hem behoorde te zijn, en zijn daarop volgende uitlating bevestigde dat.

  Artt. 46 en 57 Advocatenwet (Tuchtprocesrecht)

Feiten
Mr. X behandelt als lid van het hof ter zitting drie klachtzaken tegen verzoekster als verweerster. Eén van de klachtonderdelen houdt in dat verzoekster haar cliënte onvoldoende informeerde over de voortgang van een procedure. Naar aanleiding daarvan stelt het hof verzoekster vragen over de praktijkvoering, meer in het bijzonder over de vastlegging van bevestigingen, correspondentie en aantekeningen in het dossier. Verzoekster antwoordt dat zij destijds ‘stervensdruk’ was.
Mr. X vraagt daarop: “Doet u niet gewoon veel meer zaken dan de Raad voor Rechtsbijstand aanvaardbaar vindt?” Dit wordt door verzoekster ontkend, waarop mr. X haar voorhoudt: ‘maar het is een onverantwoord groot aantal.’

Wrakingsgrond
Na een onderbreking van de zitting wraakt verzoekster mr. X in de drie aanhangige zaken op grond van de overweging dat mr. X blijk heeft gegeven van vooringenomenheid doordat hij een ‘duidelijk standpunt’ weergaf ‘over een groot aantal toevoegingen per jaar’.

Verweer
Mr. X verweert zich, zakelijk weergegeven, met de stelling dat hij volstond met een vraag naar aanleiding van de werkbelasting van verzoekster, de constatering van de deken  dat verzoekster het door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde maximumaantal toevoegingen reeds enige maanden voor het einde van het jaar had bereikt en dat een dergelijk maximum is vastgesteld in het kader van kwaliteitsbewaking.

Overwegingen
De wrakingskamer van het hof onderschrijft het verweer van mr. X in zoverre dat de vraag gerechtvaardigd was of het ontbreken van voldoende schriftelijke vastlegging in het dossier wellicht zijn oorzaak vond in een te grote belasting met toevoegingszaken, maar in de uitlating ‘Doet u niet gewoon veel meer zaken dan de Raad voor Rechtsbijstand aanvaardbaar vindt’ ligt reeds besloten wat volgens mr. X het antwoord behoorde te zijn, wat vrijwel direct daarna wordt bevestigd door zijn uitlating ‘het is een onverantwoord groot aantal’.
Deze uitlatingen leveren naar het oordeel van de wrakingskamer een objectieve rechtvaardiging op voor de bij verzoekster gerezen vrees dat mr. X niet-ontvankelijk zou zijn voor een nadere feitelijke uitwerking van haar standpunt dat het aantal aan haar afgegeven toevoegingen geen onverantwoord hoge werklast voor haarzelf opleverde, in verband met de bijstand die haar door haar medewerkers werd verleend bij de behandeling van die zaken.

Beslissing
Verklaart de tegen mr. X gerichte wrakingsverzoeken gegrond.

Download artikel als PDF

Advertentie