In een vergaderzaaltje van advocaten- en notarissenkantoor CMS Derks Star Bussmann in Utrecht zijn acht strafrechtadvocaten met elkaar in gesprek. Buiten begint het al een beetje te schemeren. Ervaringen, overtuigingen en modellen gaan over tafel. Termen als ‘de Europese Salduz, de Nederlandse Salduz en de Dian-Salduz’ (naar ontwerp van een van de aanwezige advocaten, Dian Brouwer, red.) komen voorbij. Een vraag als: ‘Hoe lang moet een advocaat erover doen om op het politiebureau aanwezig te zijn?’ wordt gesteld. ‘Luister nou eens. Ik ben nog niet klaar met mijn uiteenzetting voordat ik al weer wordt aangevallen,’ zegt een van de gespreksdeelnemers.
Brainstorm
De Commissie Innovatie Strafrechtadvocatuur (hierna: commissie) brainstormt sinds februari van dit jaar over drie ingrijpende ontwikkelingen in de voorfase van het strafproces.
Aanleiding voor het oprichten van de commissie is de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het Salduz-arrest. Daarnaast is er een Europese richtlijn in de maak die verplicht stelt dat ook meerderjarige verdachten recht op bijstand tijdens het politieverhoor krijgen. Bovendien ziet het ernaar uit dat de ZSM-aanpak in de herfst landelijk wordt uitgerold.
Deze ontwikkelingen roepen vragen op over de mate waarin hierbij rechtsbijstand zou moeten worden verleend en over de manier waarop die het beste georganiseerd kan worden. Hoe zit het met de betaling voor deze extra rechtsbijstand? En kan de advocatuur de toenemende hulpvraag aan, of zijn grotere ingrepen noodzakelijk?
De Algemene Raad van de Orde heeft de tijdelijke commissie gevraagd denkrichtingen voor antwoorden op dit soort vragen te verkennen. De commissie is op dit moment nog volop aan het werk. Hier volgt een impressie.
Strafrechtjurist Mischa Wladimiroff (67) van Wladimiroff Advocaten in Den Haag zit de commissie voor. De rest van de commissie bestaat uit advocaten met een leeftijd van eind twintig tot begin veertig jaar, afkomstig uit Amsterdam, Utrecht, Arnhem, Den Haag, Rotterdam en Middelburg. Met elkaar onderzoeken ze hoe rechtsbijstand in het begin van de strafprocedure op een vernieuwende manier verleend kan worden. Hierbij gaan ze uit van het wettelijke kader, maar als ze dat nodig vinden, bepleiten ze wetswijzigingen in de Advocatenwet of strafrechtelijke regelgeving. Om hun blik te verbreden, praten de leden van de commissie ook met organisatiedeskundigen, deskundigen uit de medisch specialistische wereld, vertegenwoordigers van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, OM, politie en de Raad voor Rechtsbijstand.
Salduz-juristen
Volgens de uitspraak van het EHRM in het Salduz-arrest geldt sinds 1 april 2010 (ook met terugwerkende kracht) dat een verdachte die in Nederland is aangehouden in de eerste zes uur voor politieverhoor het recht heeft een jurist te spreken. De uitspraak moet worden geïnterpreteerd binnen de context van het Nederlandse rechtssysteem. ‘Bij die vertaling blijf je met onduidelijkheden zitten,’ zegt Wladimiroff. ‘Wat is bijvoorbeeld een jurist? Moet dat per se een advocaat zijn? Binnen de commissie denken we daarover na.’
Zo verkent de commissie de mogelijkheid om rechtsbijstand voorafgaand aan het politieverhoor op te splitsen in een informatie- en een behandelfase. Informatie kan op verschillende manieren aan de verdachte worden doorgegeven. Daarbij kunnen videoverbindingen een rol spelen. Vervolgens bezoekt een advocaat, als dat nodig is, de verdachte om de zaak te behandelen. Op welk moment moet een behandelend advocaat worden ingeschakeld? En hoe wordt de advocaat betaald? Over dat soort vragen denkt de commissie na en daarover wordt gediscussieerd. Harde cijfers die aangeven hoeveel uur de advocatuur door het Salduz-arrest wordt belast, ontbreken nog.
Delegeren
Ondanks alle onduidelijkheid over de exacte invulling ervan, is Wladimiroff ‘blij’ met de verbeterde rechtspositie van verdachten door de uitspraak van het EVRM. ‘Je kunt je alleen wel afvragen of de advocatuur alles wat op de weg komt, zelf moet blijven doen. De advocatuur is toe aan een geraffineerd delegatiemodel. Het is jammer dat we daarin zijn achtergebleven. De meeste advocatenkantoren komen niet verder dan een werkmodel met een advocaat, secretaresse en een student-stagiaire. Maar er zijn meer delegatiemodellen denkbaar, kijk maar naar de medische wereld.’
Commissielid Janneke Steenbrink (38) werkt ruim tien jaar als strafrechtadvocaat, vanaf mei bij Van ’t Hullenaar en Partners Advocaten in Arnhem. Ze zegt zich te kunnen vinden in het idee de rechtsbijstand in Salduz-zaken op te splitsen in een informatie- en behandelfase. ‘Wat mij betreft zou het verstrekken van informatie via een videoverbinding kunnen plaatsvinden. Het is niet ideaal, maar het belangrijkste is dat er snel contact is met de verdachte. En in veel arrondissementen in Nederland hebben advocaten lange aanrijtijden.’
Winkeldief
Wel belangrijk is het echter volgens Steenbrink dat het een advocaat is die effectieve rechtsbijstand verleent, in ieder geval in categorie A-zaken. Maar ook in categorie B- en C-zaken zou Steenbrink het moeilijk vinden de hele rechtsbijstand door een ander dan een advocaat te laten uitvoeren.
‘Laatst had ik bijvoorbeeld een zaak waarbij een 14-jarig meisje door de politie werd verdacht van medeplichtigheid van winkeldiefstal. Ze zat vast op het politiebureau en ik ging er naartoe. Dan ga je praten met zo’n meisje en blijkt dat haar vriendinnetje een shirtje heeft gestolen, ze niet op de uitkijk heeft gestaan en, als je goed doorvraagt, blijkt dat ze eigenlijk niets heeft gedaan. Tijdens het verhoor begint de politie van: “vind je zelf ook niet dat je te ver bent gegaan?”. Als je haar van tevoren advies kunt geven, zie je zo’n meisje krachtiger worden tijdens het verhoor en zich goed verdedigen. Anders was ze er niet tegen opgewassen geweest en had ze bekend. Het inschatten van de verdenking en het verlenen van inhoudelijk juridisch advies is eigenlijk het werk van een advocaat. Ik weet niet of een ander dat ook zou kunnen doen.’
Advocaat bij politieverhoor
De Europese Unie is bezig met een richtlijn voor het recht op verhoorbijstand voor meerderjarige verdachten. Verhoorbijstand is niet planbaar, tijdrovend en onduidelijk is nog hoe advocaten hiervoor betaald zullen worden. Inhoudelijk houdt de commissie zich hier echter niet mee bezig, aangezien de Adviescommissie Strafrecht dat al doet. Wel is er contact tussen de verschillende commissies om te voorkomen dat de plannen met elkaar in strijd zijn.
Advocaat bij ZSM
De plek die de advocatuur zou moeten innemen binnen de ZSM-aanpak, is een onderwerp waar de commissie wel over nadenkt. Eenvoudige misdrijven worden bij deze aanpak zo snel mogelijk, liefst binnen zes uur, door de (hulp) officier van Justitie op het politiebureau afgedaan. Verdachten die bekennen, krijgen een strafbeschikking en een strafblad zonder dat ze voor de rechter komen. Op politiebureaus in de arrondissementen Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Den Bosch en Utrecht, wordt hier sinds ruim een jaar mee geëxperimenteerd. In de herfst gaan politiebureaus in alle arrondissementen in het land waarschijnlijk met deze aanpak werken.
Een onsje minder?
Dat verdachten in ZSM-zaken geïnformeerd worden over hun rechtspositie, is volgens Wladimiroff belangrijk. De noodzaak dat een advocaat altijd de rechtsbijstand verleent, is volgens hem echter ‘vrij gering. In ieder geval is het de vraag of altijd het volledige arsenaal aan bijstand beschikbaar moet zijn. Bij de ZSM-aanpak gaat het veelal om bagatelzaken waarin de verdachte al heeft bekend. Het gaat dan alleen nog om de toemeting van de straf. De betrokkenheid van de advocatuur bij dit soort zaken was in het verleden beperkt, in de toekomst zal dit bij dergelijke zaken waarschijnlijk niet veel anders zijn. Over de invulling van de bijstand bestaan binnen de commissie nog verschillende gedachten. Hierover zal dan ook nog verder worden gesproken.’
De commissie buigt zich niet alleen over de inhoud van de rechtsbijstand. Ook kijkt de commissie naar manieren om aan het eind van het traject matigende elementen in te brengen.
Zo is het volgens Wladimiroff belangrijk dat de mogelijkheid bestaat in verzet te gaan tegen de strafbeschikking en dat er geen sprake is van betaling, bijvoorbeeld van verkeersboetes, onder dwang van vrijheidsbeneming. Bovendien vindt hij het een vergaande consequentie dat mensen aan een ZSM-zaak zonder meer een strafblad overhouden. In plaats daarvan zouden ze volgens hem een tijdelijk strafblad voor de duur van bijvoorbeeld maximaal twee jaar moeten krijgen.
Onder die voorwaarden is Wladimiroff overtuigd van het maatschappelijk belang van de ZSM-aanpak. ‘De verdachte weet zo snel mogelijk waar hij aan toe is. Daarbij wordt de rechtspleging niet voor alles ingezet waar deze niet voor nodig is. Mag het een onsje minder?’
Grote consequenties
Steenbrink heeft een andere opvatting over de rol die er voor advocaten zou moeten zijn weggelegd. ‘Op zich is er niets mis met de ZSM-aanpak. Maar het mag niet ten koste gaan van deugdelijk en degelijk onderzoek.’
Ergens in het proces moet een advocaat de verdachte volgens haar juridische bijstand kunnen verlenen. Een ander dan een advocaat vindt zij daarvoor niet geschikt. ‘Het is te gespecialiseerd werk. Ook als de verdachte heeft bekend. Aan een bekentenis kan ook van alles kleven. Wat heeft de verdachte bekend? Voor welk feit is hij strafbaar?’
Als de advocaat geen bijstand mag verlenen aan de verdachte, bestaat volgens Steenbrink het risico dat hij of zij een straf krijgt die, als er goed naar de juridische kant van de zaak was gekeken, anders zou uitpakken. ‘Je kunt je afvragen: “is dat erg? Iemand laten betalen voor een schade die niet is geleden, of iemand laten werken voor een delict dat niet is gepleegd?” Ja, dat vind ik erg. Het is misschien klein leed. Maar dat moet je niet willen in een rechtsstaat. En daarbij: het hebben van een strafblad kan grote consequenties hebben voor iemands loopbaan.’
Het doel van de commissie is een gezamenlijke visie in een rapport te verwerken. De commissie streeft ernaar net na de zomer het rapport aan de Algemene Raad aan te bieden. De Algemene Raad zal daarop het rapport met een reactie bekendmaken.
Sabine Droogleever Fortuyn