Europarlementariër Dennis de Jong over resolutie Grenzen aan het strafrecht
Heel even mag Europarlementariër Dennis de Jong (SP) tevreden achteroverleunen. ‘Zijn’ resolutie die pleit voor een strak kader voor Europees materieel strafrecht werd eind mei met brede steun aanvaard. Maar nu komt het aan op de uitvoering.
Alléén nieuwe Europese strafbepalingen als met cijfers is aangetoond dat er een serieus probleem mee wordt opgelost. En er moet een club komen die de consistentie en coherentie van Europees materieel strafrecht in de gaten houdt. Dat is de boodschap van de resolutie Grenzen aan Europees strafrecht die het Europees Parlement op 22 mei met grote meerderheid aanvaardde. Dennis de Jong schreef het rapport waarop de resolutie is gebaseerd. De SP’er maakt deel uit van de LIBE-commissie: een soort vaste Kamercommissie maar dan op Europees niveau, die zich bezighoudt met burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.
Een resolutie, geschreven door een SP’er, die in Europa breed gesteund wordt, is dat niet uitzonderlijk?
‘Bijna iedereen kan hier achter staan, omdat we niet gekozen hebben voor een politieke aanpak, maar voor de invalshoek van mensenrechten en zorgvuldigheid. Het rapport stoelt op de academische gedachte dat je niet te snel iets tot strafrecht moet maken. Geen strafrecht op basis van hypes en een gecoördineerde aanpak. Dat spreekt veel mensen hier aan.’
Hoe krijgen die uitgangspunten gestalte?
‘Als de EU nieuwe strafbepalingen wil, kan ze nu niet meer volstaan met de algemene mededeling: “We hebben naar de proportionaliteit en de subsidiariteit gekeken, dat zit wel goed.” Men moet met substantiële feitelijke gegevens komen die duidelijk maken dat er sprake is van serieuze schade aan de maatschappij of individuen en dat dat alleen met strafrecht op Europees niveau kan worden opgelost.
Verder draagt de resolutie concrete oplossingen aan om een einde te maken aan de fragmentarische aanpak die we tot nu toe hebben gezien. Daar is veel ergernis over: delictsomschrijvingen zijn niet helder, er is onvoldoende samenhang in de strafmaat. Er moet bij de Raad, de Commissie en het Parlement een centrale instantie komen, zoals je in Nederland de Directie Wetgeving bij Justitie hebt, die toeziet op de kwaliteit van de strafwetgeving op alle verschillende terreinen.’
Andere Europarlementariërs lijken niet veel harmonisatie op het gebied van het materiële strafrecht te verwachten (zie kader); dan zou deze resolutie weinig praktisch nut hebben.
‘Ik ben het daar volstrekt niet mee eens! Goed, gevoelige terreinen als abortus zal Europa niet snel betreden, maar neem softdrugs. Ik kan mij zomaar voorstellen dat de Commissie zegt: “Met al die grensproblematiek hebben we duidelijk beleid nodig, we maken geen onderscheid meer tussen soft- en harddrugs.” Of neem marktmanipulatie, dat speelt nog dit jaar.’
Maar bij marktmanipulatie zal het toch niet moeilijk zijn aan te tonen dat er een grensoverschrijdend probleem is?
‘Ik moet de eerste cijfers nog zien….
Dan is er de fraude met Europees geld. Het is de bedoeling dat daarvoor een Europees openbaar aanklager wordt aangesteld. Bij de waarde van zo’n instelling kun je de nodige vraagtekens zetten, maar het ligt voor de hand dat de Commissie dan zegt: “Laten we die begrippen meteen volledig harmoniseren.” Dat vind ik op zichzelf ook een goede zaak. En je kunt moeilijk met verschillende definities voor Europese en lokale fraude werken, dus dan geldt dat ook voor niet-grensoverschrijdende fraude.
Vóór het Verdrag van Lissabon had het Europees Parlement geen bevoegdheden op dit terrein. We beginnen net. Dan kunnen we toch niet achteroverleunen?
Maar het is natuurlijk wel zo dat een rapportje an sich nog weinig verandert. Vandaar dat in de resolutie al is verwerkt hoe die toetsing in zijn werk moet gaan en hoe Commissie, Raad en Parlement daarin moeten samenwerken. Een werkgroep moet die plannen gaan uitwerken, daar ga ik heel hard aan sleuren.’
Hoe kan de Nederlandse advocatuur invloed uitoefenen?
‘Commissaris Malmström (portefeuille Binnenlandse Zaken, red.) zei in haar reactie op het rapport dat ze een groep van deskundigen heeft ingesteld. Dat moet je goed in de gaten houden. Wie zitten daar in, zijn er Nederlanders bij? De Orde van Advocaten is heel actief in Brussel. Parlementariërs kunnen helpen om te zorgen dat er alsnog Nederlanders in die commissie komen. Verder heeft een groepje Europarlementariërs die op dit terrein actief zijn regelmatig contact met de commissie-Meijers. (Een denktank van rechtswetenschappers op het gebied van Europees migratie- en strafrecht die het Nederlandse parlement (on)gevraagd adviseert over Europese voorstellen, red.)
En signaleert de advocatuur misstanden, dan kunnen ze een vraag neerleggen bij de Commissie of – makkelijker – bij een Europarlementariër die het dan bij de Commissie aankaart.’
Wanneer gaan we hier in de dagelijkse praktijk iets van merken?
‘Ik hoop dat er eind dit jaar een akkoord ligt met de Raad en de Europese Commissie over de uitwerking van dit voorstel. Dan zal de kwaliteit van het strafrecht uit Brussel vanaf volgend jaar verbeteren.’
Cv Dennis de Jong
De Jong (1955, sinds 2009 lid van het Europees Parlement, maakt namens de SP deel uit van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links. Hij was eerder onder meer diplomaat, ambtenaar op diverse ministeries en medewerker van zowel de Europese Commissie als van de Nederlandse vertegenwoordiging bij de EU in Brussel. In 2000 is hij gepromoveerd aan de Universiteit Maastricht; daarvoor studeerde hij rechten en economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en internationale betrekkingen aan de School for Social Research in New York.
Waarom deze resolutie?
Europese regels op het gebied van opsporing en vervolging krijgen veel aandacht: Salduz, het Europees arrestatiebevel en het Europees onderzoeksbevel. Maar ook het materiële strafrecht wordt steeds Europeser. Het Verdrag van Lissabon (2009) gaf de Europese Unie op dit terrein wetgevende bevoegdheid. De EU kan harmonisatie van inhoudelijke strafbepalingen voorschrijven ‘als dat voor de uitvoering van geharmoniseerd EU-beleid noodzakelijk is’.
Sinds 2009 hebben lidstaten geen vetorecht meer, maar er is wel een ‘noodremprocedure’ als een staat meent dat er fundamenteel afbreuk wordt gedaan aan zijn strafrechtstelsel. De Commissie kwam in 2011 met een visie op de toepassing van strafrecht op Europees niveau, waarop deze resolutie een reactie is.
Hoe kijken andere Europarlementariërs tegen Europees materieel strafrecht aan?
Toine Manders (VVD, ex-advocaat):
‘Eigenlijk zou iemand in Polen niet anders moeten worden gestraft dan in Nederland. Als je vooruit wilt met Europa zou het goed zijn het strafrecht te harmoniseren. Maar de tijd is daar gewoon nog niet rijp voor. Daarom is het goed dat we met deze resolutie de hand aan de rem houden.’
Judith Sargentini (GroenLinks):
‘Het prangende punt in justitiële samenwerking is wat mij betreft het wederzijds vertrouwen. Zolang dat er onvoldoende is, zou ik de strafwetboeken in Europa niet willen harmoniseren. Ik denk wel dat iedereen zo verstandig zal zijn om te zeggen: “Kalm aan met harmonisering van strafbepalingen.” Het is nog wel ver van ieders bed.’
Wim van de Camp (CDA):
‘Met het toenemende nationalisme ben ik niet zo optimistisch dat er veel van harmonisatie op dit punt terecht zal komen. De Europese Commissie is natuurlijk een enorme wetgevingsmachine. Maar de Europese Raad zal op een gegeven moment wel zeggen: “Hier ligt niet onze eerste prioriteit.” Zelf zou ik eerder kiezen voor harmonisatie van materieel privaatrecht om de versnippering op dat vlak te verminderen.’
Trudeke Sillevis Smitt