Raad van discipline 27 juli 2011, LJN: YA1850
Voeren eenmanszaak met het woord ‘Advocaten’ in de naam niet toegestaan.
– Art. 46 Advocatenwet (2 Wat een behoorlijk advocaat betaamt; 2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
– Art. 7 Samenwerkingsverordening 1993
Feiten
Mr. X is sinds geruime tijd als enige advocaat verbonden aan X Advocaten. De raad van toezicht heeft voorgehouden dat het meervoud ‘Advocaten’ in zijn kantoornaam niet conform de werkelijkheid is, en daarmee misleidend en in strijd met art. 7 van de Samenwerkingsverordening 1993. De raad van toezicht heeft mr. X verzocht zijn kantoornaam aan te passen en de raad van toezicht bewijs te doen toekomen van de aanpassing, alsmede een kopie van het briefpapier van mr. X. Mr. X heeft niet op deze brief gereageerd. De deken heeft mr. X herhaaldelijk verzocht om de naam aan te passen bij de Kamer van Koophandel en in Bar Beheer.
Nadat de deken het dekenbezwaar heeft ingediend, heeft mr. X aan de Nederlandse Orde van Advocaten doorgegeven dat zijn kantoor voortaan ‘Advocatenkantoor X’ zou heten. Op 20 mei 2011 heeft mr. X de raad een bericht van registratie van de Kamer van Koophandel gezonden, waarin het kantoor van mr. X wordt aangeduid als ‘Advocatenkantoor X’.
Dekenbezwaar
Mr. X heeft, door de kantoornaam ‘X Advocaten’ te gebruiken in strijd gehandeld met de Samenwerkingsverordening 1993, art. 7 lid 1 en 2, en daarmee in strijd met de norm, vastgelegd in art. 46 Advocatenwet.
Overwegingen
Uit art. 7 van de Samenwerkingsverordening 1993 volgt dat een kantoornaam niet mag misleiden door het suggereren van een vorm van samenwerking die niet met de werkelijkheid overeenstemt. Klager voert een eenmanskantoor, terwijl de naam ‘X Advocaten’ suggereert dat er meer advocaten op het kantoor werkzaam zijn, zodat de naamgeving cliënten gemakkelijk op het verkeerde been kan zetten. Dit is in strijd met de Samenwerkingsverordening 1993 en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar. De vraag of andere advocaten in strijd met de Samenwerkingsverordening 1993 handelen zonder dat zij daarop worden aangesproken staat, anders dan mr. X meent, niet in de weg aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van mr. X zelf in dezen. Door te gedogen wordt immers nog niet de bevoegdheid verspeeld om op te treden als de deken dat wenselijk acht (zie Hof van discipline 9 mei 2008, nr. 5028, Advocatenblad 12 februari 2010).
Beslissing
Verklaart het dekenbezwaar gegrond en legt op de maatregel van enkele waarschuwing.