– Raad van discipline Amsterdam, 27 juli 2011, LJN: YA1865, ten vervolge op 7 december 2010, LJN: YA1224
Op grond van het feit dat mr. X in de begrote zaken resp. 32%, 59% en 160% te veel heeft gedeclareerd ten opzichte van de begrote bedragen komt de raad tot de slotsom dat er inderdaad sprake is van excessief declareren
– Art. 46 Advocatenwet (1 De zorg voor de cliënt; 1.4.3.1 Financiële verhouding)
– Gedragsregels 4 ,5, 23 en 25
Feiten
De raad heeft in deze zaak op 7 december 2010 een (tussen)beslissing gegeven. In die beslissing heeft de raad ter zake van een resterend klachtonderdeel elke beslissing aangehouden in afwachting van de uitkomst van de toen reeds lopende begrotingsprocedure. Inmiddels staat vast dat de raad van toezicht in zijn begrotingsbeslissing de door mr. X gehanteerde uurtarieven in stand liet, maar in drie zaken werd het volgende overwogen met betrekking tot de aan klager gedeclareerde tijd:
(A) In de zaak klager/[Bank]: ‘Van de totaal aan de diverse werkzaamheden bestede tijd van 93 uur en 12 minuten schrapt de Raad in totaal 22 uur en 51 minuten tegen diverse uurtarieven (…), zodat 70 uur en 21 minuten à H 225,00 per uur resteren.’
In de zaak klager/A.: ‘Van de totaal aan de diverse werkzaamheden bestede tijd van 12 uur en 48 minuten schrapt de Raad in totaal 4 uur en 44 minuten tegen diverse uurtarieven (…), zodat 8 uur en 4 minuten à H 225,00 per uur resteren.’
In de zaak klager/B.: ‘Van de totaal aan de diverse werkzaamheden bestede tijd van 3 uur en 54 minuten schrapt de Raad in totaal 2 uur en 24 minuten tegen H 225,00 per uur, zodat 1 uur en 30 minuten à H 225,00 per uur resteren.’
Klacht
Mr. X declareerde excessief.
Overwegingen raad
De inhoud van de begrotingsbeslissing kan niet door de raad worden beoordeeld, nu daarvoor de weg van de Wet tarieven in burgerlijke zaken moet worden gevolgd. De raad moet uitsluitend beoordelen of mr. X excessief heeft gedeclareerd. Als uitgangspunt neemt de raad hetgeen in de begrotingsbeslissing is overwogen en beslist. Enerzijds zijn de door mr. X gehanteerde uurtarieven in de begroting in stand gelaten, maar anderzijds is in alle drie de zaken door mr. X beduidend meer tijd in rekening gebracht dan door de raad van toezicht in de begroting is vastgesteld. Zo is in de zaak klager/[Bank] 32% meer tijd in rekening gebracht dan begroot (5.592 in plaats van 4.221 minuten), in de zaak klager/A 59% meer tijd (768 in plaats van 484 minuten) en in de zaak klager/B. 160% meer tijd (234 in plaats van 90 minuten). Op grond van het feit dat mr. X in de begrote zaken resp. 32%, 59% en 160% te veel heeft gedeclareerd ten opzichte van de begrote bedragen komt de raad tot de slotsom dat er inderdaad sprake is van excessief declareren door mr. X, zodat de klacht gegrond is.
Beslissing
Legt op de maatregel van berisping.