–   Raad van discipline Amsterdam, 19 juli 2010, nr.10-006H, LJN: YA0863

Advocaat moet geacht worden bekend te zijn met valsheid van een in rechte overgelegde verklaring.

–  Art. 46 Advocatenwet (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)

Feiten
Mr. X is advocaat en tevens bestuurder van de besloten vennootschap die onder meer haar naam draagt, hierna A B.V. A B.V. is tevens de holding van de besloten vennootschap B B.V., waarvan de levenspartner van mr. X directeur is/was. Tussen A B.V. en klager is een geschil gerezen over de prijs waartegen een tuinstrook aan A B.V. moet worden aangeboden. In kort geding heeft klager zich genoodzaakt gezien om de medewerking van A B.V. aan taxatie van de tuinstrook af te dwingen. In dat kort geding heeft de advocaat van A B.V. kort voor de mondelinge behandeling een verklaring overgelegd van de toenmalige notarisklerk die bij de verkoop van de bouwgrond aan klager betrokken was. De toenmalige notarisklerk heeft daarop bij de politie aangifte gedaan van vervalsing en over de namens A B.V. in kort geding overgelegde verklaring als volgt verklaard:
 ‘Ik heb dit schrijven nimmer opgemaakt, getekend of ondertekend. Mijn naam en de gelijkende handtekening zijn hier misbruikt en vervalst. Wie dat gedaan heeft weet ik niet, …’.
Het als verklaring van de toenmalige notarisklerk gepresenteerde document is door de advocaat van A B.V. ontvangen via een faxnummer afkomstig van het adres waarop A B.V. en B B.V. gevestigd zijn. De verklaring heeft een lettertype dat identiek is aan dat van de bij A B.V. en B B.V. in gebruik zijnde computer(s).

Klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat mr. X in strijd met artikel 46 Advocatenwet betrokken is geweest bij het overleggen van een valse verklaring tijdens een kortgedingzitting door de advocaat van een vennootschap waarvan mr. X bestuurder is.

Overwegingen
Aan de deken heeft mr. X verklaard dat zij de verklaring niet heeft opgesteld noch in de procedure heeft ingebracht en dat haar advocaat, vanwege eventuele strafrechtelijke consequenties, haar geadviseerd heeft geen mededelingen te doen over de identiteit van de medewerker van A B.V. die de desbetreffende verklaring naar de advocaat van A B.V. heeft gestuurd. Ook tijdens de mondelinge behandeling van de klacht door de raad heeft mr. X de identiteit van de desbetreffende medewerker desgevraagd niet willen prijsgeven en anderszins ook geen mededelingen gedaan die toelaten te concluderen dat zij er niet mee bekend was dat aan de rechter een vervalste verklaring was overgelegd. Zij heeft zich beperkt tot een verwijzing naar een in haar klachtdossier aanwezige niet zelf door de advocaat van A B.V. ondertekende verklaring waarin slechts staat dat hem ‘op basis van het dossier in de in hoofde genoemde zaak geen enkele betrokkenheid is gebleken (van mr. X) ten aanzien van de verklaring van (de voormalige notarisklerk).’
Verwacht mag worden van mr. X dat zij aannemelijk maakt op generlei wijze betrokkenheid te  hebben gehad bij de totstandkoming of overlegging van een verklaring die vervalst is dan wel daarmee bekend te zijn geweest. Nu mr. X nagelaten heeft zulks aannemelijk te maken en gelet op het gehele feitencomplex dient het er voor gehouden te worden dat mr. X in haar positie van directeur van A B.V. geweten heeft wat er in haar bedrijf gebeurt en dat zij van de valsheid van de verklaring op de hoogte is geweest (dan wel had behoren te zijn) althans dient haar die wetenschap te worden toegeschreven. Mr. X heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die de raad tot een ander oordeel konden brengen.

Beslissing
Verklaart de klacht gegrond en legt aan mr. X op de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand.

Download artikel als PDF

Advertentie