Hermine Voûte neemt na ruim vier jaar afscheid als Algemeen Raadslid van de Orde.
‘Bij alles heb ik mij afgevraagd: kan ik deze actie verklaren vanuit het belang van de rechtzoekende? Als het antwoord “ja” was, dan ging ik ervoor.’
Wat heeft u doen besluiten te stoppen?
‘Het was niet meer te combineren. Op mijn 43ste ben ik dit twee dagen per week gaan doen met de verwachting dat het goed te doen zou zijn. Maar dat is het niet, want waarnemend deken zijn is een baan. Mijn hart ligt bij de advocatuur en ik ben geen advocaat geworden om fulltime te besturen. Het is tijd om volledig terug de praktijk in te gaan.’
Nooit de ambitie gehad om deken te worden?
‘Die ambitie heb ik zeker gehad, maar qua timing kwam het niet goed uit. Ik kan nu niet langer uit de praktijk blijven. Mijn specialisatie is collectief ontslagrecht en het is nu heel druk op dat gebied door de slechte economie.’
Werd er vanuit kantoor aangedrongen?
‘Er werd enige druk op mij uitgeoefend. “Kom nou maar terug,” zeiden ze.’
Hoe kijkt u terug op de afgelopen jaren?
‘Het was intensief. Als AR-lid was ik heel betrokken bij alles wat de advocatuur en het bureau van de Orde aangaat. Ik was niet in dienst van de NOvA, maar voelde me wel een werknemer. Toen ik binnenkwam kreeg ik de portefeuille communicatie. De communicatie stelde op dat moment nog niets voor: er was geen afdeling, geen goede website en het draaiboek voor het Jaarcongres was al honderd jaar hetzelfde. Er is een communicatieafdeling gekomen, het Jaarcongres is op de schop gegaan en veel is gemoderniseerd. Een belangrijke doelstelling was ook ervoor te zorgen dat de Orde in plaats van alleen met de eigen leden met de buitenwereld ging communiceren.’
Waarom?
‘Toen Willem Bekkers nog deken was, kwam een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) uit. Daarin werden verschillende organisaties genoemd, waaronder de rechtspraak en de NMa, die moesten meedenken over Nederlandse vraagstukken. Het stond er niet met zoveel woorden in, maar van de advocatuur hoorde de WRR nooit iets. Alsof wij buiten de maatschappij staan en dat staan wij natuurlijk niet. We moeten er middenin staan. Willen wij blijven volhouden dat we een bijzondere positie in de rechtsstaat vervullen en privileges hebben, dan moeten we ook inzichtelijk maken waarom dat zo nodig is.’
Is dat gelukt?
‘We zijn erin geslaagd zichtbaarder te worden. We discussiëren nu openlijk met de politiek en spreken de staatssecretaris en de minister tegen als zij met plannen komen die niet goed zijn voor de advocatuur of de rechtzoekende. Bij de plannen om griffierechten te verhogen, zijn we massaal in actie gekomen op het Plein in Den Haag. Natuurlijk is dat niet de enige reden waardoor het van tafel is, maar wij hebben, samen met andere organisaties, op een ludieke manier aandacht gevraagd voor het probleem. Gezamenlijk zorg je ervoor dat zo’n minister op zijn schreden terugkeert en ook zelf bedenkt dat dit politiek niet haalbaar is. Of gewoon een slecht idee.’
Wat moet er volgens u nog gebeuren?
‘Er moet doorlopend aan het imago worden gewerkt. Dat zou een rode draad moeten zijn bij alles wat de Orde doet. Mensen hebben, en dat is onderzocht, nog steeds het idee dat advocaten mannen in grijze pakken zijn die graaien en hooghartig doen. De enige manier dat imago op te krikken is als advocaten laten zien wat ze doen. Alleen dan krijgen we een goede naam. De gebroeders Anker doen dat goed, vind ik. Die geven het hele jaar door allerlei lezingen door het land en leggen bijvoorbeeld uit dat zij weliswaar de verdediging van verdachten op zich nemen, maar dat het iets anders is dan het eens zijn met boeven.’
Wat had u graag anders gezien?
‘Op de interne Ordepolitiek was ik slecht voorbereid. Je hebt de AR die wordt gezien als het kabinet, het college [College van Afgevaardigden, red.] wordt gezien als parlement en de rest van de balie zouden dan de kiezers zijn. Het is conservatief, daar heb ik me in eerste instantie op verkeken. Ik ben iemand die graag dingen voor elkaar krijgt. Ik ben niet politiek, maar de structuur van de Orde is dat wel. Je hebt een lange adem nodig.’
Hoe heeft u daar uw weg in gevonden?
‘Door als je iets graag wil, vooraf al veel aandacht te besteden aan zo’n onderwerp. Door te bedenken: Wie gaat dit aan? Wat gaan ze ervan vinden? En dat dan even te bespreken met betrokkenen.’
Draagvlak creëren.
‘Ja, precies. Terwijl ik, en dat zit ook in mijn persoonlijkheid, altijd denk: als ik met een plan kom en goede argumenten heb, waarom zouden mensen dan tegen zijn? Maar op de manier die ik hanteerde ging het niet en dan moet je wat anders doen. Met doordrammen bereik je niets en een mens is niet overal goed in. Ik dacht altijd: ik kan alles wel, maar dat is niet zo. Ik ben niet goed in de details. Grote lijnen uitzetten en dingen voor elkaar krijgen, dat kan ik goed. Als ik ergens mijn zinnen op zet dan gebeurt het ook. Maar neuzelen is niet aan mij besteed.’
Wat vindt u van de kritiek van advocaten die het idee hebben dat de Orde er meer voor rechtzoekenden is dan voor hen?
‘Wij zijn er ook voor rechtzoekenden. Wij zijn geen vakbond! Bij alles wat ik de afgelopen vierenhalf jaar heb gedaan, vroeg ik mij af: Kan ik deze actie verklaren vanuit het belang van de rechtzoekende? Als het antwoord daarop “ja” was, dan ging ik ervoor. Ik herinner me dat een deel van de balie boos was omdat de Orde zich niet roerde in de verhoging van de competentiegrens. Maar wij konden ons daar ook niet over uitspreken, omdat het belang van de rechtzoekende niet in gedrang kwam. De aanname dat een advocaat het belang van een rechtzoekende beter vertegenwoordigt dan een juridisch adviseur is namelijk niet per definitie waar. Er zijn een heleboel kleine geschillen waarbij een advocaat niet nodig is. Die wrijving – tussen de balie die vindt dat wij moeten opkomen voor de belangen van de advocaten en de Orde die op basis van de opgedragen taak er voor de rechtzoekende te zijn opereert – zal er altijd zijn.’
Wat zijn de uitdagingen voor de advocatuur de komende tijd?
‘De boel bij elkaar houden. Er is enorme diversiteit in de advocatuur. Ik zie grote tegenstellingen tussen grote en kleine kantoren, straf en civiel, provincie en Randstad. De een benadert zijn vak vanuit idealisme, de ander vanuit commercie, maar desondanks bindt ons dat we advocaat zijn. De uitdaging voor de Orde is de gemeenschappelijke deler duidelijk te blijven maken. Dat vergt goed uitdragen van wat ons allemaal bindt: een beschermd beroep met voorrechten die we nodig hebben ons vak goed uit te oefenen.’
Zijn er zaken die de AR zou moeten oppakken of juist laten liggen?
‘Het toezicht moet sneller worden geprofessionaliseerd. Je moet niet gezapig achterover blijven zitten en denken: we doen het toch allemaal zo goed. Want als er heel veel mensen om je heen kritiek hebben op hoe je het doet, dan is er iets van waar. De advocatuur heeft de neiging te denken dat wanneer iemand onvoldoende beargumenteert, geen rugnummers kan geven en keihard kan onderbouwen dat het niet goed gaat, het dan dus wel goed gaat. Zo werkt het niet.’
Wat is uw statement naar de politiek?
‘Handen af van onze onafhankelijkheid, want daar geloof ik heilig in. De advocaat staat in een driehoek met de rechterlijke macht en het OM. Deze drie bepalen het juridisch proces in onze democratie. Het kan niet zo zijn dat een van die drie partijen onder het toezicht van de overheid komt te staan.’
CV Hermine Voûte
Geboren: 4 April 1964 Amsterdam
Burgelijke staat: 3 kinderen, twee zoons 17 en 9 en een dochter van 14
Studie: Rechten in leiden
Specialisatie: Arbeidsrecht
Carrière:
1988 stagiaire Loeff &van der Ploeg Rotterdam.
1997 partner Loeff Claeys Verbeke.
Sinds 2000 partner bij Loyens & Loeff en tevens lid van bestuur.
Nevenactiviteiten:
• Docent Grotius Collectief ontslagrecht
• Raad van Toezicht Stichting CliniClowns
• Raad van Advies vereniging Rembrandt
• Bestuur vrienden Allard Pierson Museum.
Hedy Jak