-Hof van Discipline, 14 februari 2011, nr. 5820, LJN: YA1407
-Raad van discipline ‘s-Gravenhage, 14 juni 2010, nr. R.3357/09.189, LJN: YA0901
Afgifte van stukken uit strafdossier aan wethouder en het geven van inzage aan de pers in de omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

-Art.  46 Advocatenwet (2. Wat een behoorlijk advocaat betaamt; 2.3 Gedragingen in strafzaken)
-Gedragsregel 10

Feiten
Mr. X is als advocaat opgetreden voor de moeder van een meisje dat na een ongeval is overleden. In de strafzaak tegen de veroorzaker van het ongeval kwam de moeder op als benadeelde partij. Mr X. verkreeg van de officier van justitie desgevraagd een kopie van het politiedossier. Daags na de verstrekking verscheen in de pers een artikel over het ongeval, waarin informatie uit het aan mr. X verstrekte dossier was verwerkt. Ook meldde de pers dat het dossier was verstuurd aan een wethouder.
Nadien verkreeg mr. X stukken ten behoeve van een andere cliënt. In de begeleidende brief schreef de officier: ‘Volledigheidshalve maak ik u erop attent dat deze stukken uitsluitend ten behoeve van het voeren van een proces aan u en uw cliënt verstrekt worden. Nadrukkelijk meld ik u – gezien een eerdere ervaring met een verstrekking aan u – dat deze stukken niet bedoeld zijn om aan derden, zoals de pers te verstrekken.’ Vervolgens verscheen in de pers een artikel waarin zinnen waren opgenomen die rechtstreeks afkomstig waren uit het aan mr. X verstrekte gedeelte van het dossier.

Klacht
De hoofdofficier van justitie diende een klacht in tegen mr. X wegens schending van Gedragsregel 10.

Beslissing raad
Verklaart de klacht gegrond.

Overwegingen hof
De cliënte van mr. X verwerkte haar verdriet met name in een strijd tot verbetering van de oversteekplaats waar vaker ongelukken hadden plaatsgevonden. Met de wethouder maakte mr. X afspraken over de geheimhouding van gegevens aangaande de verdachte, waarvan niet is gebleken dat deze zijn geschonden. De officier van justitie deelde ter zitting mee dat hij ook zelf de wethouder een afschrift van het dossier zou hebben verstrekt wanneer dat bij hem zou zijn opgevraagd.
Onder deze omstandigheden acht het hof de door mr. X gemaakte afwegingen die hebben geleid tot afgifte van het dossier aan de wethouder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Art. 51d Sv geeft de benadeelde partij het recht om kennis te nemen van de processtukken waarbij zij belang heeft. Op verschillende in dat artikel genoemde gronden mag de officier afgifte van stukken weigeren. Van een weigering was geen sprake. Weliswaar deelde de officier mee dat de stukken niet bedoeld waren om aan de pers te verstrekken, maar dit is een eenzijdige mededeling, die door mr. X niet als voorwaarde voor het gebruik van de stukken is geaccepteerd.
Na ontvangst diende mr. X zelf een belangenafweging te maken of en in hoeverre hij de stukken ter inzage kon geven aan derden. Daarbij diende mr. X rekening te houden niet alleen met de belangen van zijn cliënte maar ook met gerechtvaardigde andere belangen, zoals de belangen van de verdachte. Nu de officier er niet over heeft geklaagd dat de door mr. X gemaakte belangenafweging niet correct is geweest, staat de wijze waarop mr. X de belangen in deze kwestie daadwerkelijk heeft afgewogen niet ter beoordeling van het hof.

Beslissing hof
Vernietigt de beslissing van de raad en verklaart de klacht alsnog ongegrond.

Noot
Gedragsregel 10 vereist een genuanceerde beantwoording van de vraag of en zo ja, welke informatie een advocaat met een derde mag delen. Blijkens de toelichting op deze regel heeft de advocaat daarbij vanzelfsprekend in de eerste plaats het belang van de cliënt(e) te behartigen. Dit belang kan ertoe nopen dat de advocaat strafrechtelijke procesinformatie aan een derde, zoals een wethouder, verstrekt. Het rechtvaardigt echter niet zonder meer elke informatieverstrekking. Het eerste lid van regel 10 bepaalt dat de advocaat de verkregen informatie pas aan een derde mag verstrekken na een evenwichtige belangenafweging.
Ten aanzien van het verstrekken van stukken aan de wethouder was het te respecteren belang van de cliënte het kunnen informeren van een vertegenwoordiger van de lokale overheid ter verbetering van de verkeerssituatie op de plaats van het ongeval. Dit belang hing samen met de verwerking van het verdriet van de cliënte. De officier van justitie honoreerde daaraan voorafgaand het belang tot kennisneming van stukken. Als andere belangen zich daartegen verzet zouden hebben dan had de officier de kennisneming van bepaalde processtukken of gedeelten daarvan kunnen onthouden.
Ongeacht de vraag of de cliënte van mr. X ook zelf de wethouder had kunnen informeren, deelde de officier mee dat hij ook zelf de betrokken wethouder een afschrift van het dossier zou hebben verstrekt als dat bij hem zou zijn opgevraagd. Niet goed valt in te zien waarom het Openbaar Ministerie dan desalniettemin aanleiding zag te klagen over het optreden van mr. X. Te minder nu mr. X met de wethouder afspraken maakte over de geheimhouding van privacygevoelige gegevens, waarvan niet bleek dat deze waren geschonden. Daarmee nam mr. X in elk geval gerechtvaardigde belangen van de verdachte in acht. Het was dan ook noch de cliënte van mr. X, noch de verdachte die klaagde.
Een afzonderlijke beoordeling betrof het kennelijke contact met de media. Mr. X verstrekte de media geen afschriften van stukken, maar hij informeerde de pers wel over de processuele stand van zaken en hij bood de pers daartoe inzage in bepaalde stukken. Het tweede lid van Gedragsregel 10 ziet op het voorkomen van een trial by media. Dit tweede lid kan gezien worden als een uitwerking van de publieke verantwoordelijkheid van de advocaat voor een goede rechtsbedeling, al dan niet te beschouwen als één van de kernwaarden van de advocatuur.
Hiermee is echter niet gezegd dat de advocaat een officer of the court is. Het mag zo zijn dat de aan mr. X verstrekte stukken niet bedoeld waren om de pers te informeren, maar bij de keuze om dit wel te doen diende mr. X eveneens in de eerste plaats het belang van zijn cliënte te behartigen. Het is dan niet aan een officier van justitie om voorwaarden te stellen aan het gebruik (als niet besloten wordt tot onthouding van kennisneming). Het is aan de advocaat om een weloverwogen en gemotiveerd standpunt in te nemen en aan de tuchtrechter om de hieraan ten grondslag liggende belangenafweging van de advocaat desgevraagd te toetsen. Over deze afweging werd nu juist niet geklaagd.
 
EvL

Download artikel als PDF

Advertentie