VVD-voorstel voor kwaliteitsverbetering van de advocatuur
Tegenover de onafhankelijkheid en de privileges staat de verplichting van iedere individuele advocaat en de beroepsgroep als geheel om kwaliteit te leveren. Op basis van werkbezoeken aan en gesprekken met rechters, officieren van justitie en advocaten en mijn eigen ervaring als advocaat, ben ik van mening dat een kwaliteitsverbetering van de advocatuur en het toezicht daarop noodzakelijk is.
Toelatingseisen jonge advocaten
De VVD vindt dat aan de toegang tot de advocatuur kwaliteitseisen mogen worden gesteld. In de toekomst acht de VVD het wenselijk dat er een ‘toga-master’ ontstaat, waarin, bijvoorbeeld voor de duur van twee jaar, de student zowel inhoudelijk als qua vaardigheden wordt voorbereid op een togaberoep. In de tussentijd zou een centrale entreetoets op kwaliteit, ambitie en basisvaardigheden de minimaal vereiste kwaliteit kunnen garanderen. Duidelijk is dat het niet alleen moet gaan om studieresultaten, maar ook om de juiste vaardigheden.
Opleiding van advocaat-stagiaires
De opleiding voor advocaat-stagiaires is nu faciliterend van karakter. De VVD is van mening dat deze opleiding als instrument moet worden gebruikt om de meer geschikte en minder geschikte jonge advocaten van elkaar te scheiden. Het is tekenend dat een aantal grote kantoren een Law Firm School heeft opgericht om in de lacunes in de benodigde opleiding van jonge advocaten te voorzien. Deze opleiding wordt als zeer nuttig maar zwaar ervaren en dat zou dan ook het uitgangspunt moeten zijn van de algemene stagiaireopleiding. Ook acht de VVD het wenselijk dat jonge advocaten een aantal maanden stage lopen bij de rechterlijke macht en/of het OM.
Centrale eisen aan aanvullende opleiding
Dat de aanvullende eisen die de Orde via de Jonge Balie al dan niet stelt aan advocaat-stagiaires per arrondissement kunnen verschillen acht de VVD onwenselijk. Er dient landelijk overeenstemming te bestaan over een minimumpakket dat voor jonge advocaten noodzakelijk is; ook hierbij dient examinering – en niet aanwezigheid – het uitgangspunt te zijn.
De advocaat-stage: functie en toezicht
De VVD is van mening dat de kwaliteit van de begeleiding – en dus de kwaliteit van de betreffende advocaat als opleider – door de Orde zou moeten worden beoordeeld. Hierbij kan worden gedacht aan intervisie met de begeleidende patroon-advocaat en/of een kwaliteitsbeoordeling door derden van het door de advocaat-stagiaire verrichte werk. Hiermee kan tevens een objectief oordeel worden gevormd over de kwaliteit van de begeleiding en/of de kwaliteit van het door de advocaat-stagiaire geleverde werk en de vaardigheden die de jonge advocaat aan het ontwikkelen is.
Permanente opleiding
Het systeem ziet nu op het volgen van opleiding, niet op het met goed gevolg afleggen van examens. Ook is er geen aandacht voor het nut van de opleiding. Hierdoor is een industrie gegroeid die zich met name richt op het meer of minder passief volgen van opleidingen. De VVD is van oordeel dat ook bij de permanente opleiding een vorm van examinering wenselijk is.
Specialisatie
Er komen steeds meer advocaten die in hun eentje praktijk houden. De VVD is van mening dat het in ons rechtsbestel niet meer mogelijk is om als advocaat op alle voorkomende rechtsgebieden de benodigde kwaliteit te leveren. Elke advocaat dient zich daarom – en dat is al heel breed – in maximaal twee rechtsgebieden (civiel-, bestuurs- en/of strafrecht) te specialiseren.
Criteria voor advocaten bij de Raad voor Rechtsbijstand
Aan advocaten die in aanmerking willen komen voor gefinancierde rechtshulp en dus werken op kosten van de belastingbetaler, moeten meer dan nu het geval is eisen worden gesteld ten aanzien van hun specialisaties. De Raad voor Rechtsbijstand moet reële maar strenge eisen stellen aan advocaten die tot de gefinancierde rechtshulp worden toegelaten en hij dient die kwaliteit ook periodiek te (laten) toetsen.
Intervisie tussen advocatuur, OM en rechterlijke macht
De VVD vindt dat er tussen deze drie partijen op individuele basis periodiek overleg moet zijn. Het spreekt voor zich dat hierbij niet moet worden gesproken over de inhoud van de zaak maar over de manier waarop de samenwerking heeft plaatsgevonden. Officieren van justitie en rechters dienen een rol te vervullen bij de kwaliteitsbewaking van de advocatuur.
Toezicht
Het toezicht is op dit moment reactief en versplinterd: aan de hand van signalen wordt actie ondernomen en in elk arrondissement kan de aanpak anders zijn. Dat blijkt ook uit het zo juist verschenen tussenrapport van de heer Rein Jan Hoekstra. De VVD is ten eerste van mening dat het toezicht ook proactief moet zijn. Ten tweede dient het toezicht te berusten bij de gezamenlijke dekens op basis van gedeelde uitgangspunten en consensus over aanpak en beleid. Ten derde dient het financieel toezicht versterkt te worden; al dan niet door gebruikmaking van het Bureau Financieel Toezicht dienen de kantoororganisatie en de derdengeldenrekening aan professioneel inhoudelijk toezicht te worden onderworpen.
Tuchtrecht
Degenen die kennisnemen van de aard van de misdragingen in relatie tot de uitgesproken straf, zouden nog wel eens verbaasd kunnen zijn over wat een advocaat allemaal kan uitvoeren zonder uit het beroep te worden gezet. De VVD vindt daarom dat het tuchtrecht aan herijking toe is en dat het vertrouwen in het zelfreinigend vermogen van de advocatuur verbeterd moet worden.
Herziening van buitenpatronaat, ‘Cohen-advocaten’ en ondernemer-stagiaire
De VVD is gelet op het eerdergenoemde en de recente uitspraak over het verschoningsrecht van een Cohen-advocaat van oordeel dat de verruiming van de mogelijkheden voor stagiaires en advocaten om – anders dan in de traditionele rol – hun opleiding te voltooien en werkzaam te zijn, dient te worden heroverwogen.
Samenwerkingsverbanden
De veranderende samenleving heeft, zo weet ik uit eigen ervaring, geleid tot nieuwe vormen van samenwerkingsverbanden tussen advocaten. Derhalve is de huidige samenwerkingsverordening uit 1993 niet meer actueel en creëert op dit punt problemen. De Orde dient op korte termijn een visie te formuleren op de wijze waarop op vandaag de dag vanuit het oogpunt van kwaliteit zou moeten worden samengewerkt. Daarbij zou zij faciliterend moeten zijn voor nieuwe vormen van samenwerking, zolang de kwaliteit daarbij uitgangspunt is.
Tot slot
Noblesse oblige geldt in het bijzonder voor de advocatuur die – als essentieel onderdeel van de rechtsstaat – zich meer dan nu bewust moet zijn van de verplichtingen die tegenover de verworven rechten staan. Een actieve en op kwaliteit gerichte houding van de Orde is daarbij essentieel. Het toezicht moet worden verbeterd en het tuchtrecht strenger. De Nederlandse advocaten moeten hun bereidheid laten zien garant te staan voor kwaliteit die de samenleving van deze beroepsgroep mag eisen. Doen zij dat niet uit zichzelf, dan zal de wetgever moeten ingrijpen om de gewenste resultaten te realiseren. Ik zie uit naar een reactie op de beschreven voorstellen en nodig daarom de Orde en alle 16.000 advocaten uit op mijn suggesties te reageren en eventueel nadere voorstellen te doen.
• Dit is een verkorte versie; het integrale artikel staat op vvd.nl/nieuws/1866/vvd-voorstel-voor-kwaliteitsverbetering-van-de-advocatuur.
Ard van der Steur[1]
Waar is de cliënt?
‘In grote lijnen onderschrijf ik deze opinie. Zijn voorstellen tot kwaliteitsverbetering en het aanscherpen van het tuchtrecht zijn op zich goed: de advocatuur mag voor zichzelf de lat best telkens hoger leggen. Ik mis in zijn verhaal alleen de cliënt. Op haast klassieke wijze redeneert hij vanuit de (eigen) juridische beroepsgroep zonder te kijken naar de wensen van cliënten. Hij heeft naar eigen zeggen tijdens werkbezoeken met veel mensen gesproken maar kennelijk niet met vertegenwoordigers van cliënten. Dat maakt zijn betoog minder overtuigend. Want wat willen zij eigenlijk? Naar mijn inschatting zullen veel cliënten – en zeker particuliere cliënten – niet zeggen dat zij een beter opgeleide advocaat willen; zij willen vooral een goedkopere advocaat. Ik vraag mij af of dit maatschappelijk gezien ook niet een veel pregnantere wens is dan de wens om een beter opgeleide advocaat. Sterker nog, het verhogen van de opleidingseisen en daarmee de kostprijs zou wel eens een averechts effect op de prijs kunnen hebben. Dat is vast niet zijn bedoeling maar hier wreekt zich een nogal traditionele blik op het beroep van advocaat. Dat is jammer want zijn voorstellen zijn overigens bepaald sympathiek. Mijn advies: ga eerst eens met cliënten praten wat zij willen.’
Martijn Snoep, managing partner van De Brauw Blackstone Westbroek.
Waarom deze VVD verkiezings-advertentie?
‘Bij mij is de verbazing toegeslagen. Het meeste van wat hij aandraagt, is feitelijk onjuist, òf in werking gezet òf al klaar. Een vage klacht over kwaliteit, die gebaseerd zou zijn op enkel zijn gesprekken met rechters, officieren en collega-advocaten. Dat deze waarneming de basis vormt voor zijn opvatting, en daarmee die van de VVD, dat vind ik treurig. Wat de voorgestelde verbeterslag voor de stagiaire opleiding betreft, kijk naar de laatste berichten van de Orde daarover; de toga master bestaat al jaren; het implementatievoorstel van het rapport Van Wijmen waarin de advocatuurlijke kernwaarden worden gecodificeerd, wordt juist door de Kamer comateus gehouden. Overigens Van der Steur heeft een ouderwets idee van de moderne functie van de advocaat. Dan verlaat ik me liever op rapporten opgesteld door mensen met een gefundeerd beeld van de advocatuur, die daadwerkelijk gericht zijn op kwaliteitsverbetering, zoals dat van Hoekstra. Ik heb me afgevraagd of het verstandig was überhaupt te reageren. Dit is een povere advertentie, louter bedoeld als populistische VVD promotie. Jammer dat dit een podium krijgt in dit gerenommeerde blad. Als iemand voortdurend roept dat er iets mis is en dat wordt – in verkiezingstijd – hier opgeschreven, dan voedt dat bij leken onderbuikgevoelens die in tijden van economische crisis eeuwenoude bestaanswaarden van de advocatuur in gevaar kunnen brengen.’
Wilfred Veldstra, senior partner bij Lamsma Veldstra & Lobé Advocaten en Legal Netlink Alliance Ltd.
Niet aan dovemansoren gericht
Inderdaad, noblesse oblige. De roep van Van der Steur om kwaliteitsverbetering en versterking van het toezicht is niet aan dovemansoren gericht. Voor de ontwikkelingen op het terrein van het toezicht verwijs ik naar de dekencolumn in dit blad. De Orde is met het versterken en uniformeren van toezicht al verder dan Van der Steur zich realiseert. Het bestaande toezicht is nog te veel een benadering achteraf. Meer proactief toezicht is nodig. Daarnaast is zeker zo belangrijk het inzetten op kwaliteitsbevordering van de advocatuur. De cliënt heeft meer aan een goed opgeleide, deskundige advocaat dan aan een slecht presterende raadsman die door goed toezicht op zijn nalatigheid wordt aangesproken.
Het draait dus ook om kwaliteitsverbetering. De verbetering van de beroepsopleiding, modernisering van het patronaat en bevordering van intervisie vormen een greep uit de voorstellen waar de Orde momenteel aan werkt. De Algemene Raad vermijdt geen onderwerpen die ingewikkeld of lastig zijn en zal bijvoorbeeld ook onderwerpen als beperking van het aantal specialisaties aansnijden. Dat wil niet zeggen dat het stuk van Van der Steur zich onverkort leent voor opname in het Orde jaarplan 2013. Daarvoor is zijn uitgangspunt te ongenuanceerd en miskent hij de grote diversiteit binnen de balie. De overgrote meerderheid van advocaten stelt – net als advocaat Van der Steur zelf – al alles in het werk om de rechtzoekende goed bij te staan.
Jan Loorbach, algemeen deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
[1] Tweede Kamerlid voor de VVD en woordvoerder justitie. Tevens is hij advocaat en medeoprichter van Legaltree, een samenwerkingsverband van advocaten.