Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie vindt het niet nodig om de afdeling bestuursrechtspraak weg te halen bij de Raad van State. Dat blijkt uit een reactie van de bewindsman op een aangenomen motie van de Tweede Kamer, waarin juist werd aangedrongen op een afsplitsing van de afdeling bestuursrechtspraak.

De motie van D66, PvdA, SP en VVD stelde dat de rechtsprekende taak van de Raad van State niet te verenigen was met haar adviserende taak. Het kabinet werd gevraagd om de afdeling bestuursrechtspraak ‘elders onder te brengen’.

Opstelten heeft hiernaar gekeken en hanteerde daarbij als randvoorwaarde dat een eventuele reorganisatie van de bestuursrechtspraak niet zou mogen leiden tot kostenverhogingen en hogere doorlooptijden. Daarnaast moest voor Opstelten vaststaan dat de bestuursrechtspraak in de huidige vorm inderdaad problemen oplevert voor de rechtsbescherming van de burger. Volgens Opstelten is dat niet het geval. Hij schrijft de Kamer dat er op dit moment geen indicaties zijn ‘die noodzaken tot het aanbrengen van fundamentele wijzigingen in de organisatie van de bestuursrechtspraak’.

Opstelten merkt wel op dat hij, gezien zijn demissionaire status, geen ‘verdere richtinggevende uitspraken’ wil doen. Een volgend missionair kabinet zal de knoop moeten doorhakken. De VVD opperde enkele maanden geleden in de Tweede Kamer dat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven een nieuwe gerechtelijke organisatie zou kunnen vormen. Ook gaan er stemmen op om de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te verhuizen naar de Hoge Raad.

Door Maarten Bakker

Advertentie