Minister Opstelten verzocht CJIB meer rekening te laten houden met schrijnende gevallen bij inning opgelegde bedragen.
De Nederlandse Vereniging van StrafrechtAdvocaten (NVSA) vraagt minister Opstelten van Veiligheid en Justitie om bij de executie van schadevergoedingmaatregelen meer rekening te houden met schrijnende gevallen. De bewindsman zou het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) moeten opdragen soepeler te zijn als ze de opgelegde bedragen probeert te innen.
Het bureau houdt er onvoldoende rekening mee dat sommige veroordeelden het geld niet binnen de vastgestelde termijn kunnen ophoesten. ‘Van een kale kip valt niet te plukken,’ aldus NVSA.
‘Zelden of nooit’
Krachtens de schadevergoedingmaatregel neemt het CJIB de incasso ter hand van een schadevergoeding die de rechter aan een slachtoffer heeft toegekend in een strafzaak. Volgens de NVSA heeft het CJIB daarbij een ruime beleidsvrijheid. Ze kan afwijken van de maximale termijn waarbinnen een schadevergoeding betaalt moet worden, 36 maanden, als er sprake is van een schrijnend geval.
Het CJIB zou echter ‘zelden of nooit’ van die bevoegdheid gebruik maken. Het bureau kiest er liever voor om een veroordeelde in vervangende hechtenis te laten zitten.
De NVSA verwijst naar de zaak van een vrouw die onmachtig was om een schadevergoeding van 13.500 Euro binnen de vastgestelde termijn te betalen. De voorzieningenrechter moest voorkomen dat zij door het CJIB 94 dagen in vervangende hechtenis geplaatst zou worden. De sanctie zou ertoe geleid hebben dat het slachtoffer alleen maar langer had moeten wachten op betaling van de schadevergoeding, aldus NVSA.
De vereniging schrijft Opstelten dat deze zaak niet uniek is en vraagt de minister daarom om voor het CJIB een nieuwe aanwijzing op te stellen.
Door Maarten Bakker