Veiligheid en Justitie liet in de nacht van 5 op 6 juli 2012 de persen stoppen. Zo kon het Algemeen Dagblad van die vrijdagochtend mij in chocoladeletters toeroepen dat justitieminister Opstelten overweegt om boa’s (buitengewoon opsporingsambtenaren) ook het fietsen op de stoep en het verkeerd parkeren van het rijwiel te laten bestraffen. Hondenpoepcriminaliteit, gekwalificeerd als ‘één van de belangrijkste problemen in buurten’ zou op die manier eveneens een beslissende slag worden toegebracht.
Ik voelde mij bevoorrecht: ik leef in een land waarin ook de kleinste euveldaden nu geheel onder de ministeriële duim worden gehouden. Dan is het niet te veel gezegd dat de rechtsstaat eindelijk echt af is, vooral nu je bij Overschie ook weer 100 mag rijden. In jubelstemming, en trots op Nederland, vervolgde ik mijn dag. Een uur later moest ik vaststellen dat, als de rechtsstaat inderdaad even af was geweest, de afbraak ervan door Veiligheid en Justitie met evenveel voortvarendheid ter hand werd genomen als waarmee zij die zojuist voltooid had. Diezelfde ochtend namelijk liet staatssecretaris Teeven de ministerraad beslissen dat het rechtsstaat-incompatibele wetsontwerp op het advocatentoezicht zonder verder overleg met de advocatuur de parlementaire behandeling ingaat. Als ik dit schrijf is de tekst van het ingediende ontwerp nog niet bekend, maar ongetwijfeld is gehandhaafd dat het toezicht op advocaten een wezenlijk element van overheidsinvloed behelst.
Een door de Rule of Law en het beginsel van public accountability geïnspireerde bewindspersoon begrijpt dat hij zijn legitimatie en geloofwaardigheid moet organiseren en borgen door zichzelf gelegitimeerd en geloofwaardig te laten controleren. Zo’n bewindspersoon gunt degenen die vertrouwen in hem gesteld hebben, zijn kiezers dus, rechtsbijstand door onafhankelijke advocaten juist in confl icten met de overheid. Onafhankelijk doordat zelfs niet de schijn bestaat dat die advocaten hun professionele keuzes mede laten bepalen door de omstandigheid dat overheidsgerelateerd toezicht over hen wordt uitgeoefend. Met dit wetsontwerp kiezen onze bewindspersonen tegen hun eigen legitimiteit en geloofwaardigheid. Want vóór greep van de overheid op wat volgens alle rechtsstatelijke principes de countervailing power zou moeten zijn waar de power die countervailed moet worden nu juist zo principieel vanaf moet blijven.
Mijn dag kon niet meer stuk toen ook nog het VVD verkiezingsprogramma verscheen. Daarin niets over controle over de advocatuur. Wel staat er in het voorwoord: ‘Voor de VVD geldt dat binnen onze rechtsstaat iedereen zich te allen tijde veilig voelt, binnen en buiten, in huis en op straat.’ Mag dan ook iedereen die in geschil is met een overheid zich te allen tijde veilig voelen bij een partijdige, onafhankelijke en niet door die wederpartij gecontroleerde (en mogelijk geïmponeerde) advocaat?
De partij van onze bewindslieden houdt van mondige, zelfredzame burgers; onthoud die burgers dan niet die onpartijdige en onafhankelijke advocaat als instrument voor hun mondigheid en zelfredzaamheid!