Ofschoon het wetsvoorstel Herziening toezicht advocatuur van Fred Teeven nog niet definitief door de Tweede Kamer is geloodst, is inmiddels informeel bevestigd dat beoogd voorzitter van het College van Toezicht inderdaad drs. Rudolph Scharhooft is, de gepensioneerd adjunct directeur-generaal van Landbouw en Plattelandsontwikkeling.
Dat het driekoppige college, dat een ‘frisse bezem door de balie zal halen,’ wordt gevormd door volstrekte outsiders zonder wortels in de advocatuur was al bekend. Dit uitgangspunt wordt ook benadrukt in het conceptcommuniqué dat voor een enkeling ter inzage lag.
Ik pik er enkele citaten uit. ‘Scharhooft heeft aantoonbaar geen enkele affiniteit met het rechtsbedrijf in het algemeen en de advocatuur in het bijzonder, wat hem uitermate geschikt maakt.’ En: ‘Deze zoon van Brabantse preitelers zal de functie combineren met zijn studie Germanistiek.’
Wie hebben verder zitting in het College? Dat is nog niet bekend gemaakt. Wél is er een short list waarop enkele bekende namen staan, waaronder Rita Verdonk, Pierre Kartner en kolonel Karremans. Zij vormen als triumviraat – excusez le mot, Rita – een treffende afspiegeling van de Nederlandse bevolking en kunnen volgens Teeven voor meerdere toezichthoudende functies worden ingezet.
Ik had de primeur om Rudolph Scharhooft kort te spreken over zijn visie op de advocatuur. Hij kwam net terug van een praktijkstage bij de Rechtbank Amsterdam waar hij vanaf de publieke tribune een maand lang advocaten had geobserveerd.
Hij had zich vooral gestoord aan het onverzorgde uiterlijk van de raadslieden.
‘De kledingvoorschriften moeten beter worden nageleefd, de Anwaltstracht,’ zei hij onomwonden met de hem kenmerkende dictie. Hij verwees naar de in 2011 in het Landgericht München uitgebroken Kravattenstreit, begonnen met het heen sturen van advocaten die onder hun toga geen das droegen, wat bij onze oosterburen is voorgeschreven.
Hij citeerde de Duitse rechtbankvoorzitter: ‘Ohne Krawatte sind Sie nicht anwesend.’
Ik wierp tegen dat die verplichting bij ons niet geldt.
Maar Scharhooft wees met een priemende vinger naar het Kostuumbesluit.
‘In artikel 29 lid 2 is bepaald dat de bef door de advocaat zodanig dient te zijn bevestigd, dat hetgeen zonder van de toga deel uit te maken om de hals wordt gedragen niet zichtbaar is. Hierop geldt slechts één uitzondering: indien en voor zover een gesteven witte boord met witte strik wordt gedragen.’
‘En wat denkt u?’ Hij keek me triomfantelijk aan. ‘Ik heb geen enkele witte strik gezien.
Geen enkele! Wij zullen de lokale Dekens hierover aanschrijven.’
Dat u het alvast weet.