De Libanese advocaat Muhamad Mugraby bekritiseerde zijn vaderlandse justitiële 
apparaat en werd tien jaar geleden van het tableau geschrapt. Onterecht, oordeelde 
het Gerechtshof van Beiroet. Nu wil hij verhaal halen bij de EU.

Vorige week ontving Muhamad Mu-graby (73) een schrijven van de Orde van Advocaten van Beiroet. ‘Wij hebben uw contributie voor de jaren 2004-2012 in goede orde ontvangen en geaccepteerd,’ schreef de Orde.
Diezelfde Orde wilde Mugraby in 2003 van het tableau verwijderen: hij zou de integriteit van de advocatuur en de rechterlijke macht hebben geschaad door zich negatief uit te laten over het Libanese justitiële apparaat. Mugraby ging in beroep. Maar de president van de Libanese Hoge Raad schreef op verzoek van de toenmalig deken een brief aan alle rechters in het land waarin de schrapping en het beroepsverbod werden bevestigd.

Tien jaar later is Mugraby nog altijd gegriefd. ‘De president negeerde het feit dat het beroep een schorsende werking heeft,’ zegt hij aan de telefoon vanuit Beiroet. ‘Sindsdien heb ik zo’n vijfentwintig procedures gevoerd tegen de staat. De meeste heb ik verloren. Telkens als er nieuwe rechters zaten, maakte ik opnieuw bezwaar.’ Pas vorige maand kreeg hij gelijk: een nieuw college van het Gerechtshof van Beiroet oordeelde dat het besluit om hem te schrappen op oneigenlijke gronden was genomen.

De oorzaak van het conflict tussen de mensenrechtenadvocaat en de Libanese Orde ligt volgens Mugraby bij zijn getuigenis voor de Europese Commissie in 2003 over de misstanden binnen het Libanese justitiële apparaat. ‘Ik stelde de jurisdictie van de militaire rechtbanken ter discussie en van de commissies die waren ingesteld om de onteigening van grond in Beiroet door het bedrijf Solidere te legitimeren. In onze grondwet staat dat alleen de overheid tot onteigening mag overgaan.’
Het politieke regime blijft niet in stand door de wet te bekrachtigen, maar door haar te schenden, zegt Mugraby, en dat gaat gepaard met grove mensenrechtenschendingen. ‘Op uitnodiging van het Europese Parlement legde ik daar in 2003 een verklaring over af. Daarvoor werd ik later in Libanon vervolgd. Eerst door het leger, omdat ik hen zou hebben beledigd, en later civiel.’ Die laatste zaak loopt nog.

Desondanks wordt het land zwaar door de EU gesubsidieerd. Onterecht, vindt Mugraby, en hij meent daarvoor steun te vinden in de mensenrechtenclausule in het Associatieverdrag tussen de EU en Libanon. Maar een beroep daarop bij het Europese Hof van Justitie werd afgewezen. Ook in deze zaak is Mugraby nu in beroep.

Download artikel als PDF

Advertentie