Indien een hoofdelijke schuldenaar de vordering van de schuldeiser voldaan heeft, kan hij verhaal nemen op de overige hoofdelijke schuldenaren. Hoe dient in een aansprakelijkheidszaak de onderlinge bijdrageplicht van de hoofdelijke schuldenaren vastgesteld te worden?1

In aansprakelijkheidszaken komt het niet zelden voor dat de schuldeiser meerdere partijen voor zijn schade kan aanspreken. Dit is niet alleen aan de orde in zaken waarin meerdere partijen jegens de schuldeiser onrechtmatig gehandeld hebben, maar ook in zaken waarin naast de feitelijk pleger (de opdrachtnemer) ook een andere partij (de opdrachtgever) aansprakelijk is jegens de schuldeiser.
Indien op meerdere partijen de verplichting tot vergoeding van dezelfde schade rust, zijn zij hoofdelijk verbonden (zie art. 6:102 lid 1 BW). De schuldeiser kan kiezen wie van zijn hoofdelijke schuldenaren hij voor zijn (volledige) schade aanspreekt (zie art. 6:7 lid 1 BW). Indien één van de hoofdelijke schuldenaren de schade aan de schuldeiser vergoedt, bevrijdt hij daarmee zowel zichzelf als de andere hoofdelijke schuldenaren tegenover de schuldeiser (zie art. 6:7 lid 2 BW). De hoofdelijke schuldenaar die de schadevergoeding voldaan heeft, kan op grond van art. 6:10 BW regres nemen op de overige hoofdelijke schuldenaren.

Art. 6:10 lid 1 BW bepaalt dat iedere hoofdelijke schuldenaar in de schuld moet bijdragen voor het gedeelte dat hem in de onderlinge verhouding met de andere hoofdelijke schuldenaren aangaat. Voor hoofdelijk schuldenaren die voor dezelfde schade aansprakelijk zijn, wordt in art. 6:102 lid 1 BW nader uitgewerkt hoe de grootte van hun onderlinge bijdrageplichten dient te worden vastgesteld. De schade wordt over de hoofdelijke schuldenaren verdeeld met overeenkomstige toepassing van art. 6:101 BW (het eigen schuld-artikel), tenzij uit wet2 of rechtshandeling een andere verdeling voortvloeit.

De maatstaf van art. 6:101 BW heeft als uitgangspunt dat de schade over de hoofdelijke schuldenaren wordt verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Indien deze causale verdeling geen bevredigend resultaat oplevert, kan er een billijkheidscorrectie plaatsvinden.

Vermogensvoordeel wellicht relevant

Regelmatig komt het voor dat niet vast te stellen valt in welke mate de gebeurtenissen waarvoor de hoofdelijke schuldenaren aansprakelijk zijn, bijgedragen hebben tot de schade. In een geval waarin twee partijen ieder een verkeersongeval hadden veroorzaakt en niet kon worden vastgesteld welk van de beide ongevallen (welk deel van) de gehele schade had veroorzaakt, maar wel moest worden aangenomen dat beide ongevallen elk voor zich de gehele schade konden hebben veroorzaakt en dat ten minste één van die ongevallen die schade had veroorzaakt, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de hoofdelijke schuldenaren, behoudens bijzondere omstandigheden, draagplicht voor gelijke delen hebben.3
De billijkheidscorrectie dient toegepast te worden indien de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten dan wel andere omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven. De omstandigheid dat één van hoofdelijke schuldenaren vermogensvoordeel heeft genoten, kan daarbij relevant zijn.
Een aan het Gerechtshof Arnhem voorgelegde beroepsaansprakelijkheidszaak illustreert dit. In deze zaak had een verkopend makelaar – buiten medeweten van de verkoper om – onjuiste informatie over een te koop aangeboden bedrijfspand verstrekt, waardoor de verkoper een hogere verkoopprijs had ontvangen. De makelaar had de koper schadeloos gesteld en nam regres op de verkoper. Het gerechtshof oordeelde dat in de verhouding tussen de makelaar en de verkoper gold dat de verkoper in geen enkel opzicht aan de schade had bijgedragen, zodat de makelaar volgens de causaliteitsmaatstaf in beginsel de schade volledig moest dragen. Na toepassing van de billijkheidscorrectie diende de verkoper evenwel twee derde van het genoten prijsvoordeel aan de makelaar af te staan.4

Geconcludeerd kan worden dat regresvordering van art. 6:10 BW in aansprakelijkheidszaken doorgaans ingekleurd wordt door de maatstaf van art. 6:101 BW. Na toepassing van de causale verdeling zal nagegaan moeten worden of de billijkheid een andere verdeling eist. Dit kan onder meer aan de orde zijn indien één van hoofdelijke schuldenaren vermogensvoordeel heeft genoten.

Noten:

1 Auteur van het artikel is advocaat bij Van Randwijck Advocaten te Rotterdam.
2 Zie artt. 6:165 lid 2 BW, 6:166 lid 2 BW en 6:170 lid 3 BW.
3 Zie HR 18 december 2009, LJN: BK0873.
4 Zie Hof Arnhem 23 januari 2007 en 19 mei 2009, LJN: AZ7311 en BJ4218, alsmede het ongepubliceerde eindarrest d.d. 19 januari 2010 (zaaknummer 104.000.109).

 

Download artikel als PDF

Advertentie