Acht advocaten in Myanmar mogen sinds kort hun werk weer uitoefenen, mede dankzij druk van de Canadese Law Society.
De advocaten maken deel uit van een groep van 32 die gevangenisstraffen en beroepsverboden opgelegd kregen wegens vermeende betrokkenheid bij de opstand in 1988, toen onrust over de slechte economie en de politieke onderdrukking tot wijdverspreide demonstraties leidde. Bij het neerslaan van de volksopstand kwamen duizenden mensen om.
Toen het militaire regime zijn ijzeren greep op het land enigszins versoepelde, greep de Law Society of Upper Canada de gelegenheid aan om aandacht te vragen voor het lot van deze advocaten. In 2011 schreef de organisatie een brief aan president Thein Sein waarin men zorgen uitte over hun situatie.
En met succes: één van de advocaten, zo meldt de Canadese National Post, schreef in een email dat hij ‘na 10 jaar gevangenisstraf en een beroepsverbod van 11 verschrikkelijke jaren’ eindelijk weer aan het werk kon. En de advocaten wiens beroepsverbod nog niet is opgeheven, mogen vanaf nu in ieder geval een verzoek daartoe indienen.
Deze tegemoetkomingen lijken onderdeel te zijn van een charme offensief waarvoor president Thein Sein eerder deze maand het startsein gaf. In een toespraak voor een Amerikaanse handelsmissie zei hij dat men druk doende is verouderde wetgeving aan te passen om het land zo aantrekkelijk te maken voor buitenlandse investeerders. En dat lukt alleen als ook advocaten in Myanmar ongehinderd hun werk mogen doen.
Tekst: Mark Maathuis