Ethische beslissingen onderbouwen en verantwoorden, daar hebben advocaten nog onvoldoende aandacht voor, zegt advocaat en hoogleraar Britta Böhler. ‘Public responsibility is belangrijk voor je legitimiteit.’
Strafrechtadvocaat, voormalig GroenLinks-senator, auteur van een detectivetrilogie en sinds kort hoogleraar Advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam: de van oorsprong Duitse Britta Böhler beweegt zich op de meest uiteenlopende vlakken binnen het recht. Ondanks die veelzijdigheid lijkt er een leitmotiv te zijn, namelijk het vertellen van een verhaal, in de vorm van een pleidooi, een boek, onderzoek of hoorcollege. En wat ze daarin wil overbrengen, ‘het klinkt heel gewichtig, maar dat is rechtvaardigheidsgevoel’, daar leent haar nieuwe leerstoel zich uitstekend voor.
Blindstaren op regels
De komende vijf jaar richt Böhler haar onderzoek op de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid van de beroepsgroep, die zij als verbindende factor ziet. Want, zo stelt zij, het maken van individuele afwegingen over uiteenlopende beslissingen, is iets wat alle advocaten met elkaar gemeen hebben, hoe divers hun vak ook is. ‘In de dagelijkse praktijk is er zelden een zaak waarbij slechts één oplossing mogelijk is, veel vaker moet je een afweging maken, zegt Böhler zittend aan haar bureau in haar werkkamer bij de Oudemanhuispoort. ‘Zo’n afweging is niet een kwestie van buikgevoel of nattevingerwerk, maar die maak je binnen de context van de rechtsstaat en de professionele beroepsethiek en die moet je kunnen beargumenteren.’
Ze erkent het subjectieve element dat hieraan vastzit, maar stelt dat dit juist de kern van het beroep raakt. ‘Als een cliënt een bepaald verweer wil voeren dat niet sterk is, kan advocaat A het toch doen en advocaat B niet. Belangrijk is dan dat ze allebei kunnen uitleggen hoe ze tot die beslissing zijn gekomen. Welke aspecten ze hebben meegewogen en waarom ze het één zwaarder laten wegen dan het ander. Dat is de essentie van advocaat zijn. Je moet daar aandacht voor hebben en dat dreigt in de vergetelheid te raken. In de maatschappij zijn wij gefocust geraakt op regels. Dat is makkelijker, als er een regel is dat je een verweer niet mag voeren, dan doe je het niet, klaar. Maar het idee “regels zijn regels” is een heel vernauwend beeld van hoe een rechtsstaat moet functioneren en dat baart mij zorgen. Wij zuchten continu over de regeldruk, maar tegelijkertijd is onze oplossing als het ergens niet goed werkt om er een paar regels bovenop te zetten. Ik vind het blindstaren op regels geen deugdelijke weg. Advocaten moeten zich er bewust van zijn dat het nemen van beslissingen meer inhoudt dan het nakomen van een concrete regel.’
Mediastandpunt bepalen
Tijdens haar onderzoek wil Böhler vooral opzoek gaan naar de achterliggende betekenis van de beroepsethiek van advocaten. ‘Ik ben erg van de deugdethische kant: advocaat is iets wat je wilt zijn en niet zozeer een baan die je hebt. Die beroepsethiek is het uitgangspunt voor mijn onderzoek, want wat voor eigenschappen en privileges zitten vast aan bijvoorbeeld de onafhankelijkheid van advocaten? En hoe geef je daar een zinvolle invulling aan?’
Door de hectiek van alledag hebben advocaten soms te weinig aandacht voor dit beroepsethische aspect, vindt Böhler. Dergelijke dilemma’s kennen vaak meerdere oplossingen en elke advocaat zal met een ander antwoord komen. Het is met name de verantwoording die volgens haar een grote rol zou moeten spelen. ‘De tijden dat advocaten ervan uit konden gaan de notabelen van het dorp te zijn met het vanzelfsprekende gezag zijn écht voorbij. Public responsibility is belangrijk voor je legitimiteit. Dat houdt in dat je beslissingen moet kunnen uitleggen, zowel aan je eigen cliënt als aan het publiek. Ik vind het storend dat daar geen, of te weinig besef van is. Zeker in grote mediazaken heb je als advocaat de verplichting dingen uit te leggen, omdat je te maken hebt met de maatschappij als geheel. Ik ben er zeker geen voorstander van om als advocaat continu in de media te verschijnen: er is maar één reden om dat te doen en dat is als het in het belang is van je cliënt en het ook echt iets bijdraagt. Maar we leven niet meer in de twintigste eeuw, je kunt niet doen alsof er geen pers is. Als advocaat moet je je standpunt en positie bepalen ten opzichte van de media. Ik vind het in elk geval verkeerd als advocaten doen alsof het er niet is. Dan ben je niet goed bezig.’
Zelf omschrijft Böhler haar persbeleid in de advocatuur als restrictief. Dat ze onlangs met een interview in het Nederlandse modetijdschrift Vogue stond, staat daar volgens haar niet haaks op. ‘Ik kijk er vrij ontspannen tegenaan. Op dit moment stop ik veel van mijn tijd in het schrijverschap en daar kon ik over vertellen.’
Beïnvloeding voorkomen
Toch ziet Böhler in het publieke debat wel degelijk een rol voor zichzelf weggelegd, mits het de advocatuur raakt. En 12 september laat ze van zich horen, als zij haar oratie uitspreekt over de toezichtdiscussie die nu speelt. Een onderwerp dat zij zo belangrijk vindt dat zij zich hiervoor actief wil inzetten. ‘De voorgenomen wetgeving deugt niet, het tast de onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid aan van de advocatuur. De constatering dat onderdelen van het toezicht als uniformiteit en transparantie beter moeten worden geregeld, erkent iedereen. Maar de wetgeving die er nu ligt, is niet het juiste antwoord.’
Cliënten moeten erop kunnen vertrouwen dat een advocaat hun belangen behartigt, maar Böhler constateert dat dat in het gedrang komt door de mogelijke komst van een College van Toezicht. ‘Advocaten besteden een groot deel van hun werkzaamheden aan het procederen tegen de overheid: niet alleen als partij in het stafrecht, ook in asiel- en vreemdelingenrechtzaken, bij het aanvragen van een bouwvergunning en in tal van bestuurszaken. Het mag niet zo zijn dat de burger twijfelt over de onafhankelijkheid van zijn of haar advocaat doordat een College van Toezicht, benoemd door de overheid waartegen wordt geprocedeerd, diezelfde advocaat controleert. Ik zeg niet dat het de bedoeling is van de overheid om op die manier de advocaat te beïnvloeden, maar die schijn moet te allen tijde worden voorkomen. Bovendien kan het college materiaal opvragen waarbij de advocaat zich niet kan beroepen op zijn geheimhouding. Daar worden cliënten niet mee gediend en dat moet je gewoon niet willen.’
In gesprek met studenten
‘Toen Floris Bannier ermee ophield dacht ik: ‘ dit is een perfecte plek voor mij,’ zegt Böhler zittend aan haar bureau in haar werkkamer bij de Oudemanhuispoort. ‘De leerstoel Advocatuur heeft alles te maken met mijn vakgebied, maar vanuit een wetenschappelijk perspectief. De verschillende componenten van de functie, zoals onderwijs geven en de ruimte voor onderzoek, vind ik ontzettend interessant.’
Böhler gaat het vak Juridische Togaberoepen geven dat naast theorie ook een praktische basis aan rechtenstudenten moet bieden. Voor de nieuwe hoogleraar betekent dat twee uur per week een hoorcollege geven en kleinere werkgroepen begeleiden. ‘Ik hou van onderwijs waarin ik kan praten met studenten over een bepaalde casus. Zelf leer ik heel veel als ik met mensen discussieer, dat merk ik ook op kantoor. Als ik met een juridisch dilemma zit en niet weet hoe ik verder moet, dan helpt het mij over allerlei problemen heen als ik met iemand kan praten. Helaas is het vak nog niet verplicht. Het is een mooie kans inzicht te krijgen over de rol van togaberoepen in de rechtsstaat.’
Brede kijk op de wereld
De algemeen gehoorde klacht dat een universitair afgestudeerde rechtenstudent niet altijd voldoet aan de eisen die een professioneel advocatenkantoor stelt, mag volgens Böhler ‘geen reden zijn de universiteit als een voortuintje van de stagiaireopleiding te laten fungeren. Dat is verkeerd, er is een brede theoretische basis nodig, maar ik zie wel dat de opleiding neigt naar te veel verscholing. De efficiency-gedachte, nu ook met de langstudeerboete, dat alles in heel krappe tijd moet worden gedaan, ik denk dat je daardoor geen betere juristen opleidt. Voor togaberoepen moet je een maatschappelijk inzicht hebben. Mijn stellige overtuiging is dat een bredere kijk op de wereld – ook wat opleiding betreft – zeer nuttig is. Studenten hebben, als ze tenminste geen boete willen betalen, nauwelijks nog de kans om de tijd te nemen voor dingen, na te denken of een boek te lezen dat geen verplichte tentamenliteratuur is. Ik vind dat erg jammer. Je kweekt zo sober opgeleide juristen met een heel sterke efficiency-doelstelling. Dat is niet kwaliteitsbevorderend voor de juristen die dat oplevert en komt niet ten goede aan de kwaliteit van de rechtspleging.’
Links label
‘Mensen beschrijven mij, zonder dat ze een compliment willen geven, als gedreven. Dat hoor en lees ik vaak terug en dat klopt ook wel, denk ik. Ik wil enthousiast worden over dingen en dan raak ik vanzelf gedreven. Natuurlijk zijn er mensen die mij helemaal niet moeten hebben en die mij op een verkeerde manier bevlogen vinden, maar dat vind ik niet erg. Dat hoort erbij als je je mengt in het publieke debat. Ik zou mij wel verzetten als mensen zeggen, “Zij is een slechte advocaat” of: “Zij is dom.” Dat is feitelijk onjuist en ik zou het vervelend vinden om te horen.’
Dat het zo vaak over haar uiterlijk gaat, in de media wordt ze wel eens ‘Sissy’ genoemd, daar haalt ze haar schouders over op. ‘Ik vind dat gewoon saai. Maar het is nu eenmaal zo en ik vind het energieverspilling mij daar over op te winden of door worden opgeslokt.’ Lachend: ‘Een man zou het alleen niet gebeuren, wil ik nog even zeggen als oude feministe. Wat ik denk dat tussen aanhalingstekens “het probleem” is, is dat mijn uitstraling en kleding niet passen bij het label links-gedreven. Het plaatje past niet. Sommige mensen vinden dat vervelend, andere opmerkelijk. Dat begrijp ik tot op zekere hoogte, maar ik ben nu meer dan twintig jaar bezig en zo langzamerhand zouden ze er gewend aan moeten zijn.’
Volledig terugkeren naar de advocatuur sluit Böhler niet uit. ‘Het voelt ook niet alsof ik uit de advocatuur ben gestapt. Ik sta nog ingeschreven en ben verbonden aan mijn kantoor waar ik adviseer en mij bezighoud met het management. De zaken die ik interessant vind, vergen veel tijd en inzet en dat kan ik nu niet waarmaken. Het is geen keuze tegen de advocatuur, het is een keuze voor de cliënt.’
De komende vijf jaar richt Böhler haar pijlen op het hoogleraarschap en het schrijven van boeken. En wanneer de verhalen uit haar werkende leven voor even zijn verteld, trekt Böhler zich terug in haar Amsterdamse appartement. ‘Lui op de bank is soms ook heel goed hoor. In van die oude kleren die eigenlijk niet meer kunnen en dan iets op televisie kijken wat eigenlijk ook niet kan, heer-lijk. En dan nog een vette hap erbij; een frikadel, frietjes en mayo, dan kan er helemaal niets meer misgaan.’
CV Britta Böhler
Geboren: 17 juli 1960, Freiburg, Duitsland.
Studie: Rechten aan de Albert-Ludwig-Universität in Freiburg
Specialisatie: Strafrecht
Carrière:
In september komt het eerste deel met de titel Heldhaftig uit van de detectivetrilogie die Böhler samen schrijft met auteur Rodney Bolt.
Hedy Jak