Hoe is het om voor collega’s op te treden? En hoe gedraagt de advocaat zich als cliënt? ‘Als advocaten emotioneel worden, schieten ze snel in het defensief.’
‘Tijdens de voorbereiding van een zaak weten advocaten beter dan anderen wat er aan de hand is. Maar als er emoties om de hoek komen kijken, smelt die deskundigheid als sneeuw voor de zon.’ Dat zegt de Utrechtse advocaat en voormalig deken Barent ten Doesschate (CMS Derks Star Busmann). Hij treedt regelmatig op voor collega’s en andere vrijberoepsbeoefenaren. ‘In maatschapgeschillen bijvoorbeeld kunnen advocaten tijdens de gesprekken met de wederpartij opeens hoofd- en bijzaken niet meer scheiden. Dan strijdt men over de vraag wie een paar boeken uit de bibliotheek mag hebben, terwijl het er natuurlijk om gaat hoe de klanten worden verdeeld, hoe men afrekent en of er wel of geen concurrentiebeding komt. Advocaten zijn dan zeker niet minder emotioneel dan dokters of accountants.’ Ook in tuchtzaken kunnen advocaten coaching gebruiken, zegt Ten Doesschate. ‘Ik bereid advocaten erop voor dat ze veel meer onder de indruk zullen zijn dan ze verwachten. Ze voelen zich aangetast in hun eer en deskundigheid en de hele setting doet denken aan een meervoudige strafkamer. Er wordt tijdens een tuchtzitting veel aan gedaan om te zorgen dat de klager zich serieus genomen voelt.’
Defensief
En als advocaten emotioneel worden, schieten ze snel in het defensief, vertelt advocaat en voormalig deken Rob Geene van Dommerholt Advocaten uit Assen. Hij was één van de gemachtigden in de Groningse toevoegingfraudezaak rond kantoor Tiebout. ‘Advocaten zijn niet geprogrammeerd om de rol van cliënt te accepteren en een ander vertrouwen te geven. Als er iets is misgegaan, hebben ze de neiging dat onprettige gevoel van falen af te dekken met dominant gedrag. Daadkrachtig en gedecideerd optreden, daar voelt een advocaat zich bij thuis. Je verspeelt als advocaat van een advocaat snel het vertrouwen als je begrip toont voor het standpunt van de wederpartij of confraterneel overleg voert. Een begrijpelijke reactie, maar het betekent dat je als advocaat van een advocaat zeer behoedzaam moet opereren. Het mooiste moment is als de advocaat-cliënt inziet dat hij ook onderdeel van het probleem is, dat hij net als de wederpartij niet perfect is.’
Die hang naar perfectie kan volgens Geene ook advocaten die als tuchtrechter fungeren soms parten spelen. ‘Het gedragsrecht vraagt van advocaten niet dat ze perfect zijn maar dat ze hun werk zo goed mogelijk doen. Maar in hun vraagstelling lijken de tuchtrechters het gedrag van de verweerder soms wel langs de lat van de perfectie te leggen. Om daar doorheen te breken, moet je kritisch durven zijn en veel energie steken in het terugbrengen van de menselijke maat, al vindt men dat niet altijd leuk.’
Realiteitsbesef
Hoe hard je tegen een klacht van leer trekt, hangt vooral af van de inhoud, vindt Lian Mannheims van het Amsterdamse strafrechtkantoor De Roos & Pen. Ze trad onder andere op voor haar kantoorgenoot Niels van der Laan, toen die een klacht van de hoofdofficier van justitie aan zijn broek kreeg. Hij had gebeld met de moeder van een cliënt die in alle beperkingen zat. Het Hof van Discipline verklaarde de klacht uiteindelijk gegrond zonder oplegging van een maatregel. ‘Niels had indertijd met mij overlegd of hij dat telefoontje mocht plegen. Ik was vroeger zijn patroon en in die tijd ook portefeuillehouder strafrecht in de Amsterdamse Raad van Toezicht. Volgens mij kon het omdat hij alleen vroeg om telefoonnummers van twee neven die over de zaak van de cliënt zouden kunnen verklaren. Als zo’n principiële zaak voor de tuchtrechter komt, moet je alles eruithalen. Maar als je echt iets fout hebt gedaan, is het dom om tegen de klippen op je standpunt te verdedigen. Dat heeft niets met onderdanigheid te maken, maar met realiteitsbesef.’
Zat Mannheims niet te dicht op de zaak om voor haar kantoorgenoot op te treden? ‘Ik vond dat ik het kon en ook moest kunnen. Toch was het een aparte ervaring om er zo dichtbij te staan: het is heel vervelend als zo’n jonge advocaat voor het hekje moet komen, je kent de goede intenties en ik voelde me natuurlijk zwaar medeverantwoordelijk. Maar omdat het om een principiële zaak ging, kon ik het wel met veel vuur bepleiten.’
Doorratelen
En had haar kantoorgenoot Niels van der Laan er geen moeite mee de zaak aan Mannheims over te laten? Zij had hem tenslotte een kant op gestuurd die hem duur was komen te staan. ‘Je hebt iemand nodig die je helpt je emoties te kanaliseren en aan Lian heb ik nooit getwijfeld. Ik was en ben er ook van overtuigd dat we principieel gelijk hadden. Maar het is wel verschrikkelijk moeilijk om het aan een ander over te laten, dat past niet bij een advocaat. Door deze ervaring snap ik het nu veel beter als een cliënt maar doorratelt tijdens een zitting, je wilt van alles zeggen. Dat een hoofdofficier, toch niet de minste, feitelijk zegt dat je het helemaal fout hebt gedaan terwijl je je werk zo goed en integer mogelijk wilt doen, dat kwetst enorm. Ik kreeg bovendien geen steun van de deken – integendeel, die nam de klacht over. Ik begreep niet dat de officier niet eerst even contact met mij opnam, het escaleerde heel snel. Al ben ik daar wellicht ook zelf debet aan geweest. Achteraf denk ik: had ik in die beginfase maar de telefoon gepakt om met die officier te overleggen. Daar had bijvoorbeeld uit kunnen komen dat je de zaak als een principekwestie, in het belang van de rechtsvorming, aan de tuchtrechter voorlegt. Nu was het toch: wij willen jou op de vingers tikken. Dat is emotioneel veel zwaarder.’
Straatvechter
Hilde Bos-Hagens van Advocatenkantoor Bos in Noordwijkerhout tilt minder zwaar aan het oordeel van de tuchtrechter. Ze is een straatvechter, zegt ze zelf, en trad onder andere op voor Ruud Skala uit Haren, die onlangs van het tableau werd geschrapt. Ten onrechte, vindt Bos. ‘Hij was een creatieve advocaat, maar niet geliefd bij vakgenoten. Hij deed ook wel tuchtzittingen zelf en dan werd hij boos. Dat was niet handig.’ Straatvechter of niet: ook Bos weet dat blind het gevecht aangaan niet verstandig is. ‘Als je zaken met een gesprek kunt oplossen, is dat natuurlijk veel beter. Dan hoeft het vaak helemaal niet tot een klacht te komen. In de gevallen dat het wel tot een klacht komt, zoek ik naar de laag die daaronder zit. Ik heb zelf een keer een klacht tegen me gehad van een ex-cliënt, die duidelijk afkomstig was van zijn nieuwe advocaat. Die advocaat was over iets heel anders boos op mij. Hij erkende later ook dat hij nog een appeltje met me te schillen had, dat het payback time was. De tuchtrechter heeft mij toen licht om de oren gezwabberd: ik kreeg een waarschuwing omdat ik niet kon bewijzen dat ik mijn cliënt had verteld dat hij in verband met de boedelscheiding een hypotheek op zijn huis moest regelen. Dat had ik herhaaldelijk tegen hem gezegd, maar niet schriftelijk vastgelegd. Van die zaak heb ik geleerd dat je alles moet bevestigen. En dat je rekening moet houden met de insteek die de partij aan de andere kant heeft.’
Een klacht is naar, maar het kan natuurlijk nog erger. Lian Mannheims: ‘Ik sta ook advocaten bij in strafzaken. Advocaten, die als verdachten zijn aangemerkt in kwesties die direct met hun beroepsuitoefening te maken hebben. Over de inhoud van die zaken kan ik niets zeggen – als ze traceerbaar zijn, kunnen ze hun praktijk nu al wel sluiten. Maar wat ik wel wil zeggen, is dat ik het idee heb dat dit soort gevallen toeneemt. Het lijkt of men advocaten sneller aanpakt en er ook meer doorzoekingen zijn bij advocaten de laatste jaren. Daar maak ik me zorgen over, het past in de hele trend bij de overheid om het toezicht op de advocatuur dichter naar zich toe te trekken.’
Hoe voorkom je een klacht? En als het toch zo ver komt, hoe ga je er mee om? Zes tips van Barent ten Doesschate
1 Ken en volg zo veel mogelijk de Gedragsregels, maar staar je er niet blind op. De norm waar het om draait is art. 46 Advocatenwet: een advocaat moet zich als een behoorlijk advocaat gedragen. De Gedragsregels vertellen wat daaronder in de balie wordt verstaan, maar soms mag of moet je ervan afwijken. Klassiek voorbeeld: je moet je beroepsgeheim schenden als er anders vreselijke dingen dreigen te gebeuren.
2 Vraag zo nodig advies aan de deken – maar realiseer je dat hij niet heilig is. De tuchtrechter maakt een eigen afweging. Het kan zijn dat de deken je afraadt om confraternele correspondentie over te leggen, maar dat je het toch zou moeten doen omdat je anders je cliënt dupeert.
3 Stel je zowel in de voorfase bij de deken als tijdens de procedure bij de tuchtrechter zakelijk op. Moddergooien helpt nooit.
4 Als er een klacht bij de deken ligt, pas dan op dat je niet te veel op zijn stoel gaat zitten. Roep bijvoorbeeld niet meteen dat de klager met zijn civiele claim naar de gewone rechter moet. Als de deken dat vervolgens bevestigt, kan de klager al snel denken dat de deken de advocaat napraat.
5 Maak er binnen kantoor beleid van dat mensen er nooit alleen voorstaan. Niet alleen vanwege de emoties, maar ook in verband met de beroepsaansprakelijkheid: bij een klacht ligt vaak ook een claim op de loer en assuradeuren zijn allergisch voor advocaten die solo in hun eigen zaak opereren.
6 Komt het tot een zitting bij de tuchtrechter, neem dan een advocaat mee. Een kantoorgenoot, of als die er te dicht op zit, een derde.
Trudeke Sillevis Smitt