Verkiezingsprogramma’s doorgelicht op rechtsstatelijkheid

Aan plannen geen gebrek in verkiezingstijd, maar hoe verhouden die zich tot de regels die in de rechtsstaat Nederland gelden? De Commissie toetsing rechtsstatelijkheid hield tien partijprogramma’s tegen het licht.

In navolging van de financiële doorlichting van het CPB, zijn dit jaar de verkiezingsprogramma’s ook op hun rechtsstatelijkheid beoordeeld. Over het algemeen is de commissie tevreden:  ‘Veel partijen doen waardevolle suggesties met betrekking tot de inrichting van de Nederlandse rechtsstaat.’  Als voorbeeld wordt het plan van de CU, D66, GroenLinks en de Partij voor de dieren genoemd om wetten te toetsen aan de Grondwet; ook het voornemen van de SP om de werking van de WOB te verruimen, valt goed bij de commissie.
  Kritiek is er ook. Zo constateert men dat ‘veel partijen hun algemene positieve grondhouding ten opzichte van rechtsstatelijke verworvenheden niet consequent doorvertalen in een alertheid op de rechtsstaat wanneer deze partijen stevige beleidsvoorstellen doen (…) Door dat na te laten, wekken partijen soms de indruk dat zij aan de rechtsstaat vooral lippendienst willen bewijzen.’ 
  De Orde heeft deze commissie met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders in het leven geroepen. Doel is juridische beroepsgroepen, kiezers en rechtzoekenden meer zicht te geven op de effecten van de verschillende plannen op de rechtsstaat. De commissie met voormalig OM-topman Harm Brouwer,  hoogleraar rechtsfilosofie Wouter Veraart,  hoogleraar staats- en bestuursrecht Inge  van der Vlies en strafrechtadvocaat Inez Weski (Weski Heinrici Advocaten in Rotterdam) staat onder leiding van voormalig rechtbankpresident en oud-voorzitter van de Raad voor de rechtspraak Bert van Delden. 

Drie minimumeisen
Uitgangspunt bij het doorlopen van de verkiezingsprogramma’s waren ‘de rechtsstatelijke minimumeisen: een voorspelbare en regelgeleide overheid, fundamentele rechtsbescherming en  toegang tot een onafhankelijke rechter.’
  Ten aanzien van de eerste eis constateert de commissie ‘een opmerkelijke trend,’ namelijk de oproep van diverse partijen tot de ‘bestrijding van de bureaucratie.’ Maar bureaucratie kan zorgen dat ‘besluitvorming door de overheid voorspelbaar, transparant, betrouwbaar en controleerbaar is.’
  Wat de elementaire rechtsbescherming betreft, zijn de ervaringen tweeledig. Enerzijds noemt men de ‘promotie van mensenrechten’ en ‘voorstellen om verschillende vormen van discriminatie tegen te gaan.’ Anderzijds constateert men ook dat ‘sommige voorstellen lijnrecht in gaan tegen rechtsstatelijke waarden.’ Hieronder vallen bijvoorbeeld SGP plannen om de godsdienstvrijheid van moslims te beperken, maar ook de roep van CDA, PVV en VVD om strengere eisen voor (huwelijks)migranten.
  Bij het beoordelen van de laatste minimumeis ziet de commissie ‘een aantal opvallende trends.’ Bijvoorbeeld de ambitie om strenger te straffen, waarbij wordt opgemerkt dat ‘de proportionaliteit tussen de hoogte van de straf, de ernst van het begane feit en de mate van verwijtbaarheid steeds in het oog dient te worden gehouden.’ Daarnaast wordt als trend benoemd: voorstellen van CDA, GroenLinks, PvdA, Partij voor de dieren, SGP, SP en VVD gericht op de versterking van de rechtspositie van slachtoffers. Volgens de commissie moet ieder voorstel hiertoe begrensd worden door het recht van de verdachte op een eerlijk proces. 
  De commissie sluit haar onderzoek af met de hoop dat ‘ dit rapport een meer prominente plek geeft aan het onderwerp van de rechtstaat binnen de discussie over de toekomst van Nederland en ook dat het de kiezer zal stimuleren partijprogramma’s goed te lezen.’

+ en –
Voorstellen in de programma’s worden beoordeeld als ‘positief,’ ‘negatief’ of ‘vraagteken.’ Binnen de eerste beoordeling vallen die voorstellen ‘goed kunnen passen bij de minimumeisen van de rechtsstaat,’ zoals bijvoorbeeld het CDA voornemen om Europese regels ten aanzien van immigratie te harmoniseren en het PVV plan om de vrijheid van meningsuiting beter te waarborgen.
Vraagtekens zet de commissie bij plannen die ‘zonder verdere toelichting, met rechtsstatelijke vereisten zouden kunnen botsen.’ Daarbij worden VVD voorstellen genoemd die het mensenrecht op een familie- en gezinsleven zouden kunnen beperken en het PvdA plan om daders ‘flink’ aan te pakken. 
Het predicaat ‘negatief’ – dat relatief weinig voorkomt – is weggelegd voor die voorstellen die ‘ evident met de rechtsstaat strijden,’ bijvoorbeeld ‘het dwars ingaan tegen het heersende gelijkheidsideologie’ van de SGP en de hoofddoekjesbelasting van de PVV.
Het volledige rapport kunt u vinden op www.advocatenblad.nl 

Mark Maathuis

Download artikel als PDF

Advertentie