In een voor de strafrechtadvocaat nuttig artikel beschreef confrère Joost Nan het belang van de beperking van het cassatieberoep in een strafzaak.[1] Onduidelijk was echter of zo’n beperking zijn beslag krijgt bij akte of in de cassatieschriftuur. Op 20 maart 2012 verschafte de Hoge Raad duidelijkheid.
Door het uitsluiten van gunstige beslissingen van het cassatieberoep kan de advocaat voorkomen dat zijn cliënt na een geslaagde cassatie erop achteruitgaat. Of dit tactisch wijs is, kan op het moment van het instellen van dat beroep nog niet goed worden bepaald. Immers, indien sprake is van een verkort arrest, dan moet de aanvulling met de bewijsmiddelen nog worden gemaakt.[2] Ook het proces-verbaal van de (laatste) zitting wordt vaak pas uitgewerkt nadat cassatie is ingesteld. Of de belangen van de cliënt met de beperking zijn gediend kan de raadsman daarom in de regel pas beoordelen nadat hij een kopie van de kernstukken van de griffie van de HR heeft ontvangen. Rond die tijd gaat ook de termijn voor het indienen van de middelen lopen. De vraag rijst dan hoe een in eerste instantie onbeperkt ingesteld cassatieberoep alsnog kan worden beperkt: moet de advocaat een akte van partiële intrekking laten opmaken bij de griffie van het gerecht dat de bestreden uitspraak heeft gewezen (art. 453 en 454 Sv) of kan dat ook door in de cassatieschriftuur te melden dat het beroep zich beperkt tot bepaalde beslissingen?
Tegengestelde conclusie
Over de beantwoording bestond onduidelijkheid. Schulten en Nan stelden dat beperking bij schriftuur mogelijk is.[3] Daar is wat voor te zeggen: het dossier zal dan vaak al bij de HR liggen, zodat de gang langs de griffie van het hof om daar een akte van partiële intrekking te laten opmaken geen redelijk doel dient.
Advocaat-generaal Knigge leek er daarentegen weinig voor te voelen[4] en wie het arrest HR 15 januari 2008, LJN: BB7678 beperkt uitlegt, komt eveneens tot een tegengestelde conclusie. ‘Het beroep – dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraken voor de feiten 1, 3 en 5, maar wegens het ontbreken van een beperking in de cassatieakte wel is gericht tegen de vrijspraak van hetgeen onder 2 primair is tenlastegelegd – is ingesteld door de verdachte.’ (r.o. 2, eerste zin; cursivering auteur).
Hierin komt het beleid van de HR tot uitdrukking om het cassatieberoep beperkt uit te leggen bij cumulatief ten laste gelegde feiten waarvan de verdachte is vrijgesproken. Maar ook blijkt dat een beperkte uitleg niet aan de orde is bij bijvoorbeeld de verdachte die is vrijgesproken van moord (primair ten laste gelegd) maar veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde doodslag.[5]
Het arrest van 20 maart 2012 (LJN: BV3455) verschaft duidelijkheid. De HR overweegt daarin: ‘Ingevolge art. 429 Sv kan het cassatieberoep worden ingesteld tegen een gedeelte van ‘s hofs arrest. Die beperking van het beroep dient tot uitdrukking te worden gebracht in de cassatieakte en niet in de cassatieschriftuur.’
Een escape kan zijn dat de HR ambtshalve een beperkte uitleg geeft aan het ingestelde beroep (‘het beroep – dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 1 – …’), maar dat lijkt de HR enkel te doen ten aanzien van voor de verdachte gunstige beslissingen die een cumulatief ten laste gelegd feit in zijn geheel raken (vrijspraak, maar ook niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep na vrijspraak voor dat feit door de rechtbank en nietigheid van de dagvaarding).[6] Dit blijkt ook uit het hiervoor aangehaalde arrest uit 2008.
Hoe dan ook: als hij de wens tot beperking van het beroep tot uitdrukking brengt in de cassatieschriftuur, heeft de advocaat het vervolg niet in eigen hand. Wie op dat vlak risico wil uitsluiten, moet zorgen dat de griffie van het hof tijdig[7] een akte van partiële intrekking van het cassatieberoep opmaakt.[8]
Dirk Daamen[9]
Noten
[1] J.S. Nan, ‘Maak omvang cassatieberoep duidelijk’, Advocatenblad 5 augustus 2011, p. 33.
[2] Art. 365a juncto 415 Sv.
[3] E.H. Schulten, commentaar bij art. 429, aant. 7, in: Melai/Groenhuijsen e.a., Wetboek van Strafvordering en het slot van het eerdergenoemde artikel van Nan.
[4] Zie zijn conclusie bij HR 15 juni 2010, LJN: BM2416, onder 6-7.
[5] Zie ook HR 12 oktober 2010, LJN: BN4347, r.o. 2.4.
[6] Zie voor een arrest met alle drie de genoemde beslissingen: HR 20 maart 2012, LJN: BU8695.
[7] In art. III van het Procesreglement van de strafkamer van de HR is nader uitgewerkt tot wanneer het cassatieberoep kan worden ingetrokken.
[8] Dat kan sinds eind 2009 met een daartoe strekkende schriftelijke volmacht die gefaxt wordt (HR 22 december 2009, LJN: BJ7810). Zie HR 13 september 2011, LJN: BQ5708 voor een voorbeeld van een beperking door het aanvankelijk onbeperkt ingestelde beroep bij akte partieel in te trekken.
[9] Advocaat in strafzaken te Maastricht.