Anderstalige verdachten krijgen tijdens politieverhoren een tolk en een vertaalde dagvaarding.[1] Maar wie vertaling van overige, essentiële processtukken wil, krijgt meestal nul op het rekest. Een Europese richtlijn moet daarin verandering brengen.
Art. 6 lid 3 EVRM waarborgt onder meer het recht op een tolk en op voldoende tijd en faciliteiten om de verdediging voor te bereiden. Dat laatste kan slechts worden geëffectueerd indien de anderstalige verdachte voorafgaand aan de zitting voldoende kennis kan nemen van de belangrijkste stukken uit het procesdossier. Daarin wordt immers duidelijk gemaakt waar de verdenking op rust. Bij het voorbereiden van de verdediging is het essentieel dat de verdachte zijn advocaat kan wijzen op bijvoorbeeld onjuistheden in getuigenverklaringen of een verkeerde vertaling van tapgesprekken. In de praktijk komt het er echter op neer dat de anderstalige verdachte volledig afhankelijk is van de advocaat. De verdachte is slechts op de hoogte voor zover de advocaat de inhoud van het procesdossier door tussenkomst van een tolk met hem heeft besproken. Nu zal dat bij een eenvoudige winkeldiefstal geen probleem zijn maar bij meer complexe of ernstige zaken kan dat tot complicaties leiden. Hoewel de gemiddelde advocaat waarschijnlijk best de moeite neemt de inhoud van het dossier zo veel mogelijk te bespreken, is het toch ook belangrijk dat de verdachte zelf, in een voor hem begrijpelijke taal, kennis kan nemen van de inhoud van potentiële bewijsmiddelen. Zo niet, dan raakt dat zijn procesautonomie[2] omdat de verdachte dan onvoldoende kan bijdragen aan zijn eigen verdediging.
Gevolgen Kamasinski-arrest
Al lang geleden heeft het EHRM uitgesproken dat art. 6 lid 3 EVRM onder a ook ziet op het voorbereidend onderzoek en op schriftelijk materiaal.[3] Uit het Kama-sinski-arrest volgt dat een verdachte moet kunnen begrijpen wat er in zijn procedure gebeurt zodat hij een effectieve verdediging kan voeren. Datzelfde arrest stelt echter ook dat zulks niet betekent dat de verdachte een onbeperkte aanspraak op schriftelijke vertaling van processtukken heeft. De Hoge Raad heeft dat geconcretiseerd door aan te geven dat naleving van art. 6 EVRM vertaling van bepaalde processtukken noodzakelijk kán maken. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij aangeeft welke stukken voor vertaling in aanmerking komen.[4]
Ondanks de hier aangehaalde jurisprudentie gebeurt het maar zelden dat delen van het procesdossier worden vertaald, niet in de laatste plaats omdat de rechter hiertoe niet snel beslist. ‘Geen onbeperkte aanspraak’ blijkt in de nationale rechtspraktijk voornamelijk te worden vertaald in ‘geen aanspraak.’ Illustratief is in dit verband de wijze waarop in cassatie werd omgegaan met de klacht van een verdachte dat zijn verstekvonnis niet was vertaald.[5] In zijn conclusie stelde de AG dat art. 6 lid 3 onder a EVRM niet inhoudt dat ook een verstekmededeling moet worden vertaald. De HR deed de zaak af middels een art. 81 RO-overweging.
Attendeer de rechter
Vertaling van processtukken is als gezegd in Nederland bepaald geen common practice. Wellicht doen advocaten wegens ‘Kama-sinski’ weinig verzoeken daartoe. Echter, het zou een automatisme moeten worden, temeer nu het recht op vertaling voor verdachten binnen EU-verband als één de fundamentele minimumrechten van de verdachte wordt gezien. In oktober 2010 is een Europese richtlijn tot stand gekomen betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures.[6] Wie de richtlijn leest, komt al snel tot de conclusie dat de huidige Nederlandse praktijk niet in stand kan blijven.
In artikel 3 van de richtlijn staat dat de verdachte een schriftelijke vertaling ontvangt van alle processtukken die essentieel zijn om te garanderen dat hij zich kan verdedigen en om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen (lid 1). Die essentiële processtukken zijn volgens lid 2: beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen. Let wel, dit is op zichzelf reeds aanzienlijk meer dan de enkele schriftelijk vertaling van de dagvaarding. Als de in lid 2 genoemde stukken straks standaard vertaald moeten worden, zal de implementatie tot een forse administratieve belasting van het strafproces leiden.
Vreemd genoeg is deze richtlijn nog maar nauwelijks tot de zittingszalen doorgedrongen. Hoewel de lidstaten hem pas uiterlijk 27 oktober 2013 geïmplementeerd moeten hebben, is het toch van belang de rechter nu reeds op het bestaan ervan te attenderen en hem of haar ervan te overtuigen dat de vaak beperkte uitleg van ‘Kamasinski’ geen stand meer kan houden.[7] Advocaten zouden nu reeds onder verwijzing naar art. 6 lid 3 onder a én b EVRM in combinatie met de toepasselijke richtlijn consequent om schriftelijke vertaling van processtukken moeten verzoeken. De inhoud van de richtlijn is dermate concreet dat het een gemiste kans zou zijn te wachten op codificatie.[8] Bovendien wordt op Europees niveau het belang van de verdachte bij schriftelijke vertaling van processtukken breed onderkend.[9] Of, zoals Eurocommissaris Viviane Reding (Justitie en Grondrechten) het verwoordde: ‘Niemand in de EU mag het gevoel krijgen dat hij minder rechten heeft of minder beschermd is omdat hij zich in het buitenland bevindt.’ Als dat geen begrijpelijke taal is.
Jeroen Nijboer[10]
Noten
[1]Een vanzelfsprekendheid is dit overigens bepaald niet. Zie HR 18-04-’06, LJN: AV1156 en HR 16-01-’07, LJN: AZ3289.
[2]Zie: Van Kampen en Denneman, het recht op vertaling in Nederlandse strafzaken, Strafblad 2010.
[3]EHRM 19 december 1989, NJ 1994, 26.
[4]HR 16 december 1998, NJ 1998, 352.
[5]HR 22 november 2005, LJN: AU3961.
[6]Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010, L 280/1.
[7]Inmiddels ligt een conceptwetsvoorstel klaar dat op het moment van schrijven nog niet was te raadplegen. Wel hebben de adviescommissie strafrecht en de Raad voor de Rechtspraak zich uitgesproken.
[8]Temeer nu ‘lidstaten zich dienen te onthouden van maatregelen die verwezenlijking van het door de richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zouden brengen’. (HvJ, 18 december 1997, C-129/96, AB 1998, 192).
[9]Persbericht van de Europese Commissie, 9 maart 2010, IP/10/249.
[10]Advocaat bij Ausma De Jong Advocaten in Utrecht.