mrs. Zwitser-Schouten, Byvanck, De Jong Schouwenburg, Orie en Smits
De advocaat die de belangen van beide partijen in een echtscheiding behandelt dient grote zorgvuldigheid te betrachten en dient zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen.
Advocatenwet art. 46 (1.2 Vereiste communicatie met cliënt; 2.4.2 Tegenstrijdige belangen van verschillende cliënten)
Gedragsregels 4, 7 lid 1
Feiten
Nadat partijen besloten hebben te gaan scheiden wendt de man, namens beide partijen, zich tot mr. X en legt deze een ontwerp echtscheidingsconvenant voor. Mr. X brengt enige kleine wijzigingen in het convenant aan en stuurt dat vervolgens aan beide partijen toe. Het convenant houdt onder meer in dat:
– partijen over en weer afstand doen van hun rechten op alimentatie;
– de man de onroerende zaken worden toegescheiden;
– de man alle huishoudelijke en andere schulden worden toegescheiden;
– de door elk van partijen opgebouwde pensioenrechten aan hem/haarzelf worden toegescheiden;
– door voornoemde scheiding en deling geen der partijen is overbedeeld, maar dat voor het geval wel van overbedeling aan de zijde van de man sprake mocht zijn in verband met de waarde van de woning (er zijn taxaties van ƒ 520.000 en ƒ 750.000, terwijl de hypothecaire schuld ƒ 240.000 bedraagt), de vrouw geen aanspraak op een uitkering ter zake daarvan zal maken, daar enerzijds de bewuste woning al eigendom was van de man voordat partijen in het huwelijk traden en anderzijds alle schulden aan de man zijn toegedeeld en het grootste gedeelte van de roerende zaken aan de vrouw zijn toebedeeld.
In een, in de wijvorm geschreven, brief in reactie op het toegezonden concept-convenant stelt de man alleen een aantal wijzigingen in de lijsten van de roerende zaken voor. Mr. X past het convenant dienovereenkomstig aan en nodigt partijen uit voor een bespreking op zijn kantoor waar het convenant kan worden ondertekend. In een, ongeveer een halfuur durende, bespreking op het kantoor van mr. X wordt het convenant doorgenomen en ondertekend.
Mr. X is niet nagegaan welke waarde de opgebouwde pensioenrechten vertegenwoordigen en of de aanspraken van beide partijen in evenwicht zijn, noch welke schulden er naast de hypotheekschuld bestonden noch welke waarde de wederzijdse toegescheiden roerende zaken vertegenwoordigen.
De vrouw beklaagt zich anderhalf jaar later erover dat mr. X een zaak heeft behartigd waarin sprake was van tegenstrijdige belangen en dat mr. X haar belangen onvoldoende heeft behartigd door haar een echtscheidingsconvenant te laten tekenen, waarbij zij (veel meer) rechten prijsgaf dan zij bij een adequaat optreden van mr. X zou hebben gedaan en dat zij ten gevolge daarvan schade heeft geleden. Mr. X verweert zich onder meer met de stelling dat de vrouw welbewust haar standpunt ten aanzien van de boedelverdeling heeft bepaald.
Overwegingen van het Hof
De advocaat die de belangen van beide partijen in een echtscheiding behandelt dient grote zorgvuldigheid te betrachten en dient zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen. De advocaat dient de partijen dan duidelijk te wijzen op hun wederzijdse marges en mogelijkheden en dient ervoor te waken dat wanneer één van hen genoegen neemt met minder dan te verwachten zou zijn geweest indien de beslissing aan de rechter zou zijn overgelaten, deze daarmee dan uitdrukkelijk instemt en zich rekenschap geeft van de gronden waarop hij of zij dat standpunt inneemt. In het algemeen zal de advocaat partijen in dat kader schriftelijk op hun mogelijkheden en op de (eventuele) consequenties van hun voornemen toe te geven dienen te wijzen.
De gegevens op grond waarvan het convenant is geconcipieerd bevatten klemmende aanwijzingen voor een mogelijk aanzienlijke overbedeling voor de man. Mr. X had juist onder die omstandigheid de vrouw duidelijk moeten wijzen op hetgeen waarop zij bij een boedelscheiding door de rechter aanspraak zou kunnen maken en welke toegevingen van haar zijde in het convenant besloten lagen. Dat vergde schriftelijke vastlegging, terwijl mr. X zich daarover in elk geval ook met de vrouw afzonderlijk had moeten verstaan. Mr. X had zich niet mogen verlaten op de globale informatie die de man hem met betrekking tot de pensioenaanspraken had verstrekt doch hij had zich dienen te vergewissen van de omvang van die pensioenaanspraken en overigens van de huishoudelijke en andere schulden omdat hij zonder kennis dienaangaande niet in staat was de vrouw naar behoren in te lichten over haar positie. Het Hof is – met de raad – van oordeel dat mr. X door dit alles na te laten de belangen van de vrouw onvoldoende heeft behartigd.
Aan dit oordeel doet niet af dat – naar mr. X heeft aangevoerd – hij over aanwijzingen beschikte dat voor de vrouw aannemelijke gronden aanwezig waren om met een aanzienlijke overbedeling van de man genoegen te nemen. Weliswaar vergt de in acht te nemen zorgvuldigheid dat mr. X zich verdiepte in gronden waarop de vrouw kon instemmen met een onevenwichtige verdeling, maar die verplichting komt niet in de plaats van, maar naast de overige verplichtingen zoals hiervoor (in de eerste alinea) zijn geformuleerd. Hetgeen hiervoor is overwogen houdt tevens in dat de stelling van mr. X, dat hij slecht in geval hij over aanwijzingen had beschikt dat de vrouw haar wil niet in vrijheid had kunnen bepalen meer had moeten doen dan hij heeft gedaan, getuigt van een onjuiste opvatting over hetgeen een juiste belangenbehartiging onder de gegeven omstandigheden vereiste.
Volgt
Bekrachtiging van de beslissing van de Raad, inhoudende oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.
mrs. Zwitser-Schouten, Byvanck, De Jong Schouwenburg, Orie en Smits
De advocaat die de belangen van beide partijen in een echtscheiding behandelt dient grote zorgvuldigheid te betrachten en dient zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen.
Advocatenwet art. 46 (1.2 Vereiste communicatie met cliënt; 2.4.2 Tegenstrijdige belangen van verschillende cliënten)
Gedragsregels 4, 7 lid 1
Feiten
Nadat partijen besloten hebben te gaan scheiden wendt de man, namens beide partijen, zich tot mr. X en legt deze een ontwerp echtscheidingsconvenant voor. Mr. X brengt enige kleine wijzigingen in het convenant aan en stuurt dat vervolgens aan beide partijen toe. Het convenant houdt onder meer in dat:
– partijen over en weer afstand doen van hun rechten op alimentatie;
– de man de onroerende zaken worden toegescheiden;
– de man alle huishoudelijke en andere schulden worden toegescheiden;
– de door elk van partijen opgebouwde pensioenrechten aan hem/haarzelf worden toegescheiden;
– door voornoemde scheiding en deling geen der partijen is overbedeeld, maar dat voor het geval wel van overbedeling aan de zijde van de man sprake mocht zijn in verband met de waarde van de woning (er zijn taxaties van ƒ 520.000 en ƒ 750.000, terwijl de hypothecaire schuld ƒ 240.000 bedraagt), de vrouw geen aanspraak op een uitkering ter zake daarvan zal maken, daar enerzijds de bewuste woning al eigendom was van de man voordat partijen in het huwelijk traden en anderzijds alle schulden aan de man zijn toegedeeld en het grootste gedeelte van de roerende zaken aan de vrouw zijn toebedeeld.
In een, in de wijvorm geschreven, brief in reactie op het toegezonden concept-convenant stelt de man alleen een aantal wijzigingen in de lijsten van de roerende zaken voor. Mr. X past het convenant dienovereenkomstig aan en nodigt partijen uit voor een bespreking op zijn kantoor waar het convenant kan worden ondertekend. In een, ongeveer een halfuur durende, bespreking op het kantoor van mr. X wordt het convenant doorgenomen en ondertekend.
Mr. X is niet nagegaan welke waarde de opgebouwde pensioenrechten vertegenwoordigen en of de aanspraken van beide partijen in evenwicht zijn, noch welke schulden er naast de hypotheekschuld bestonden noch welke waarde de wederzijdse toegescheiden roerende zaken vertegenwoordigen.
De vrouw beklaagt zich anderhalf jaar later erover dat mr. X een zaak heeft behartigd waarin sprake was van tegenstrijdige belangen en dat mr. X haar belangen onvoldoende heeft behartigd door haar een echtscheidingsconvenant te laten tekenen, waarbij zij (veel meer) rechten prijsgaf dan zij bij een adequaat optreden van mr. X zou hebben gedaan en dat zij ten gevolge daarvan schade heeft geleden. Mr. X verweert zich onder meer met de stelling dat de vrouw welbewust haar standpunt ten aanzien van de boedelverdeling heeft bepaald.
Overwegingen van het Hof
De advocaat die de belangen van beide partijen in een echtscheiding behandelt dient grote zorgvuldigheid te betrachten en dient zich ervan te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen. De advocaat dient de partijen dan duidelijk te wijzen op hun wederzijdse marges en mogelijkheden en dient ervoor te waken dat wanneer één van hen genoegen neemt met minder dan te verwachten zou zijn geweest indien de beslissing aan de rechter zou zijn overgelaten, deze daarmee dan uitdrukkelijk instemt en zich rekenschap geeft van de gronden waarop hij of zij dat standpunt inneemt. In het algemeen zal de advocaat partijen in dat kader schriftelijk op hun mogelijkheden en op de (eventuele) consequenties van hun voornemen toe te geven dienen te wijzen.
De gegevens op grond waarvan het convenant is geconcipieerd bevatten klemmende aanwijzingen voor een mogelijk aanzienlijke overbedeling voor de man. Mr. X had juist onder die omstandigheid de vrouw duidelijk moeten wijzen op hetgeen waarop zij bij een boedelscheiding door de rechter aanspraak zou kunnen maken en welke toegevingen van haar zijde in het convenant besloten lagen. Dat vergde schriftelijke vastlegging, terwijl mr. X zich daarover in elk geval ook met de vrouw afzonderlijk had moeten verstaan. Mr. X had zich niet mogen verlaten op de globale informatie die de man hem met betrekking tot de pensioenaanspraken had verstrekt doch hij had zich dienen te vergewissen van de omvang van die pensioenaanspraken en overigens van de huishoudelijke en andere schulden omdat hij zonder kennis dienaangaande niet in staat was de vrouw naar behoren in te lichten over haar positie. Het Hof is – met de raad – van oordeel dat mr. X door dit alles na te laten de belangen van de vrouw onvoldoende heeft behartigd.
Aan dit oordeel doet niet af dat – naar mr. X heeft aangevoerd – hij over aanwijzingen beschikte dat voor de vrouw aannemelijke gronden aanwezig waren om met een aanzienlijke overbedeling van de man genoegen te nemen. Weliswaar vergt de in acht te nemen zorgvuldigheid dat mr. X zich verdiepte in gronden waarop de vrouw kon instemmen met een onevenwichtige verdeling, maar die verplichting komt niet in de plaats van, maar naast de overige verplichtingen zoals hiervoor (in de eerste alinea) zijn geformuleerd. Hetgeen hiervoor is overwogen houdt tevens in dat de stelling van mr. X, dat hij slecht in geval hij over aanwijzingen had beschikt dat de vrouw haar wil niet in vrijheid had kunnen bepalen meer had moeten doen dan hij heeft gedaan, getuigt van een onjuiste opvatting over hetgeen een juiste belangenbehartiging onder de gegeven omstandigheden vereiste.
Volgt
Bekrachtiging van de beslissing van de Raad, inhoudende oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.